den weg en benemen elkaar het licht. Een ieder laat bij
zijn buurman dan ook slechts den top het leven be
houden, hetgeen de aanplanting natuurlijk niet ten
goede komt. Zijbeschaduwing wordt door de grove den
dan ook niet verdragen, hetgeen heel duidelijk langs de
loofhoutsingels merkbaar is. Maar ook wanneer de
boomen goed zijn verzorgd en gedund gaan tenslotte de
onderste takken verloren en verdwijnt de pyramide-
vorm van de jeugd. De den wordt een kroonboom, be
staande uit een rechtopstaande stam en een kroon, die
zich heel mooi koepelvormig kan afronden. Heeft hij
geen last van zand en zeewind of van een bodem waarin
de wortel niet goed kan doordringen dan wordt de
grove den een krachtige reus, die zijn geld waard is.
Laat de groeiplaats het toe, dan wordt een prachtige
penwortel gevormd, maar groeit hij op het armoedig
bewegelijk zand der zandverstuivingen, in een bodem
met vaste of natte lagen, dan ontstaan slechts opper
vlakkige zijwortels. Deze den verraadt dan echter door
den bouw van zijn kroon hoe het onder den grond met
de wortels is gesteld, want met de lengtegroei is het al
spoedig gedaan en de kroon plat zich geheel af. Het
dennensilhouet met zijn glimmende takken en losge
waaide wortels uit de zandverstuivingen is overbekend.
Maar ook de den aan den zeekant, die door wind en
zand wordt bestookt, is een schilderachtige figuur. Al
vanaf den tijd, dat hij nog maar een piepjong hoompje
was, was de zeewind, vergezeld van het venijnig schu
rende zand, een vijand van de knoppen. Aan de west
zijde stond dan ook al spoedig alle ontwikkeling stil, de
groei werd daar belemmerd en de symmetrie verdween
uit het silhouet. De boom zelf leed er echter niet
zoo heel erg onder, de grove den past zich immers ge
makkelijk aan. De takken aan den landkant ontwik
kelden zich flink, soms zelfs zoo flink, dat de boom
ging hellen, hij ziet er dan uit alsof hij door een flinken
storm omver is geblazen. Dit is echter niet het resultaat
38