35
naar de vrouwelijke bloemen. De stuifmeelkorrel is n.1.
aan weerszijden voorzien van een paar blazen, zoodat
het lijkt of hij door luchtballonnetjes door de lucht wordt
gedragen. Het dennenstuifmeel heeft dan ook haast
geen wind noodig, de opstijgende warme lucht is vol
doende om het te transporteeren. Natuurlijk is het de
bedoeling, dat deze groote voorraad stuifmeel terecht
komt in de vrouwelijke rood of paarsachtige bloemen.
Deze bestaan uit een buitenste en binnenste schubje,
waarvan het laatste onderaan twee eitjes draagt. Is het
een paar van de stuifmeelkorrels gelukt die eitjes te
bestuiven, dan gaan de vrouwelijke bloemen zich om
laag buigen. Binnen een dag of vier hangen zij dan
ondersteboven tusschen de uitloopende naalden. Voor
den bloei stonden de vrouwelijke bloembolletjes hoog
en rechtop aan de jonge loten waarvan de naalden nog
onuitgegroeid waren. Na den bloei kan deze stand
slechts gevaar beteekenen, want dan is de kans op uit
droging natuurlijk grooter. Alles is er dus op ingericht
het toekomstige zaadje te beschermen. Het bloem-
bolletje wordt grijs van kleur en glinsterende hars
druipt tusschen de schubben omlaag. Toch gebeurt er
dien eersten zomer en den winter daarop eigenlijk nog
niets van belang, want de eigenlijke bevruchting ge
schiedt pas in den volgenden zomer. Dan gaat het
kegeltje groeien, maar hoewel het tegen November rijp
is wacht het toch nog met het rondstrooien van zaden
tot het volgend voorjaar. De donkergroene kegel houdt
gedurenden den winter zijn schubben gesloten. Er
treedt een verhoutingsproces op en als het lente is vlin
deren dan de rijpe, glinsterende zaadjes door de lucht.
Dit alles stond op het programma van het lentefeest
in de dennenbosschen. Natuurlijk gedragen zich niet
alle naaldboomen als de dende plaats van de bloemen
tusschen de takken is niet gelijk, het rijpen der kegels
gaat wat anders in zijn werk, maar in groote trekken
lijken ze toch veel op elkaar. De larix b.v. draagt aan de