34
op de hei zijn daar de levende getuigen van. En dit
alles gebeurt niet in stilte. Het knettert en knapt in de
groene takken en als de zon schijnt glinsteren de glim
mende vleugeltjes van het zaad.
Het knallen der kegels is echter het voorspel. Kort
daarop, zoo tegen het midden van Mei, begint de groei
en komen de nieuwe loten, lange lichte kaarsen, te voor
schijn, die loodrecht omhoog rijzen. Doordat de naal
den nog geheel zijn verborgen in vliezige scheeden en
de plaatjes aan den voet van die scheeden ook licht zijn
gekleurd, hebben die kaarsen een bijna witte kleur,
zoodat het geheel een zeer feestelijk effect maakt. Later
gaat dit witte, doordat de naalden uitgroeien, verloren,
nog een maand ziet men een klein kleurverschil, daarna
krijgt de den haar wat saaie zomeruiterlijk. De jonge
loot is een volwassen tak geworden.
Tegelijkertijd, soms iets later, vaak wordt het Juni, gaan
de dennen bloeien en dan breekt er een periode aan van
weelde en overdaadAl van verre vallen de stuifmeel-
kaarsen in het oog, maar prachtig toch ook steken de
bolletjes van de vrouwelijke bloemen af tegen de
blauwe voorjaarslucht. Soms breidt het aantal vrouwe
lijke bloemen zich ten koste van de mannelijke geweldig
uit. Als deze dan ook alle bevrucht worden en tot kegels
groeien is de boom tegen zulk een grooten aanslag op
zijn reserves niet bestand dit verschijnsel gaat dan ook
gepaard met het afsterven van den groeitop. Deze
„kegelziekte" komt nogal eens bij de dén voor en kan
in een jonge aanplanting veel schade aanrichten.
Als het stuifmeel rijp is, d.w.z. kant en klaar om de
wijde wereld in te vliegen, gedragen door wind en
luchtstroom, dan puilt het uit de helmhokken naar
buiten. Dit is het mooiste moment in den bloeitijd van
de dennenkaarsen. Het pollen ligt nu vrij tusschen de
meeldraden en als de wind het te pakken krijgt vliegen
groote zwavelgele wolken omhoog. Maar ook zonder
den wind weet het stuifmeel zich wel een weg te banen