HOOFDSTUK IV NAALDHOUT Omstreeks het begin van Mei als in het blauw van de lucht de zware, witte zomerwolken zich opstapelen, als in de duinen de meidoorn geurt en in de duinen de Japansche kers is beladen met een vracht van bloemen wordt het de mooiste tijd voor het naaldhout. De tijd van groeien en bloeien is dan ook voor dennen en spar ren aangebroken. Nieuwe, frischgroene loten spruiten uit de sombere takken, terwijl de wind het stuifmeel uit de mannelijke bloeikaarsen blaast en het rood van de vrouwelijke bloemen overal tusschen de takken schijnt. Er is omstreeks dien tijd heel wat te zien aan die som bere coniferen, die heidevelden en duinen bedekken, zooveel, dat een „dennen- en sparrentocht" na het traditioneele bezoek aan de bollenvelden zeer zeker de moeite waard is. Daar staat in de duinen een oude, kromgegroeide zee- pijn, mishandeld door den wind. Verwonderd staat men te kijken hoe hij het voorjaar uit zijn oude takken laat kruipen, zoo groen en zoo geel zijn de jonge loten, de stuifmeelbloemen, helder afstekend tegen het donkere groen van de dennennaalden en het blauw van de lucht. Daar staan de Oostenrijkers met hun knoppen, helder glinsterend van hars en de spar, Picea excelsa, onze Kerstboom, die in zijn bloeitijd is bezaaid met lichtrood gekleurde aardbeiachtige kaarsjes. En daar liggen de sombere, donkere dennenbosschen, aanplantingen van grove den, die echter in het voor jaar zoo levendig zijn als het maar kan. Het lentefeest begint hier met de bewegingen in den kegel. De schub ben wijken uiteen, de gevleugelde zaden dwarrelen wentelend naar beneden, de wind krijgt er vat op en voert ze weg, ver van de aanplanting. De vliegdennen 33 3

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 38