lijk kan zijn, maar ook als brandhout is de beuk onover
trefbaar. De geringe duurzaamheid van het hout is
oorzaak, dat het als timmerhout niet zoo'n groote
waarde heeft. Wordt het geïmpregneerd, dan kan het
jarenlang mee.
Laanboom bij uitnemendheid is de linde, die op dorps
pleinen en in stadjes soms zulk een intieme sfeer brengt,
vooral wanneer de boomen gaan bloeien en tegen den
avond een heerlijken geur verspreiden. Veel licht heeft
een linde niet noodig, zoodat hij ook op kleine pleintjes
tot zijn recht kan komen. Het is vooral de groot- en
kleinbladige en de Hollandsche linde, die men in stad
jes en dorpen aantreft, als laanboom gebruikt men
meer de Krimiinde en zilverlinde. Toch wordt de linde
volgens wijlen Leonard A. Springer steeds minder aan
geplant. Een voordeel is haar geringe lichtbehoefte en
lange levensduur, maar hij groeit langzamer dan vele
andere boomen en wordt nogal eens door bladzwam-
men aangetast. Met de Krimiinde is dit niet het geval.
En tenslotte zijn ook de kastanje en de eschdoorn
door hun snellen groei en dichte kroonvorming boomen
voor „langs den weg". Beide boomen zijn oorspronke
lijk niet inheemsch, maar zijn reeds sedert lang bij ons
ingevoerd.
Zoo is dus ook het beplanten van onze wegen niet
ieders werk, maar een taak die zorg en inzicht en groote
kennis van landschap en boomsoorten vereischt. Elke
boom stelt niet alleen zijn eischen, maar past ook slechts
in een bepaald milieu, zooals de linde op het plein, de
iep langs de stadsgracht, de beuk en de linde in de
statige, majestueuze laan, de berk langs het weggetje.
Lang niet iedere weg behoeft een laan van kilometers
lengte te worden, maar kan toch door boomgroepen
zeer veel van zijn saaiheid verliezen. Daar waar de
boomen den overgang vormen naar het landschap zal
hij het meest in het landschap worden opgenomen en
dus het mooiste worden.
32