als ze geen bladeren en geen bloemen dragen, gaan we
den eik van den beuk, den iep van den populier onder
scheiden en op iedere wandeling ontdekken wij weer
iets nieuws. Want al blijft in het warme jaargetijde de
omtrek van de kroon, de totale vorm hetzelfde, in den
winter domineert iets geheel anders. Dan komt de struc
tuur bloot en aan het takkenstelsel is dan de levensloop
en de historie van den boom te kennen. Aan den vorm
der takken is te zien of hij in den strijd is geweest met
de krachten der elementen, of hij gebrek had aan licht,
of dat hij opgroeide temidden van andere boomen of
ontkiemde op een vrije plek en onbelemmerd, vrij en
frank zich kon ontwikkelen. Al deze bijzonderheden
komen aan het licht als de boomen silhouetten in het
landschap zijn geworden, als hun kale takken druipen
van regen of bedekt zijn met een glinsterende korst van
ijskristallen. In de boomgaarden staan de oude appel
en pereboomen en aan hen vooral is het merkbaar hoe
menschenhanden den groei van een kroon konden be-
invloeden. Ook de iepen vertoonen soms leelijke snoei-
plekken in hun kruinen en langs de sloot staan de
knotwilgen wier kroon is veranderd in een bundel van
takken, ingeplant op den korten dikken stam. Vooral
de alleenstaande boom, die niet verloren gaat in de
veelheid van het bosch, wiens kroongeraamte niet
wordt opgenomen tusschen het takkengewar van dui
zenden andere boomen, is door zijn volmaakten vorm
een sieraad in het landschap. Hij is bescherming waard
en verraadt al op verren afstand of hij een beuk is, een
linde, een eik of een plataan. Hoewel natuurlijk ieder
exemplaar van dezelfde boomsoort verschilt van een
ander, is de hoofdvorm van iedere soort gelijk en dui
delijk te herkennen.
Aan de vruchten kent men den boom, zegt het spreek
woord Bij de kachel zagen wij, dat ook het stam-
stukje al te herkennen is, maar de boom in het winter
landschap kent men van verre aan zijn takkenstelsel dat
13