boomgaard waar men de volgende combinatie's aan
treftie appel en peer, 2e appel en late kers, 3e late
kers en Meikers. De laatste komen het minst voor en
dan tusschen de groote rivieren, in het Zuiden van
Limburg en op Zuid Beveland. De eerste ziet men zeer
veel in de Betuwe en de Tielerwaard. De voordeelen
zijn natuurlijk verdeeling van risico en pluktijd en ook
kunnen de boomen wat nauwer opeen staan. Zoo zien
we daar dan de breede wat lagere appelboom naast
hoogopstaande peren. Tenslotte is er nog de gecombi
neerde grasboomgaard van appel en Meikers. De
tusschenbeplanting met kersen laat men dan lang
zamerhand bij het ouder worden der appels verdwijnen.
Men spreekt dan in de Betuwe van „wijkers" en
„blijvers". Deze gecombineerde boomgaard is dus een
aanloop om tot den enkelvoudigen appelboomgaard te
komen. Maar vaak vindt men het zonde tegen den
tijd dat de appels goed dragen de kersen weg te doen,
omdat ze nog niet „op" zijn en laat men ze nog een
poosje staan. Ook onze vruchtboomen hebben dus hun
geschiedenis, al is die misschien niet zoo romantisch als
die van de andere boomen in ons land. Zij drukken op
vele deelen van ons landschap hun stempelwe zou
den hen met hun vruchten niet gaarne willen missen.
En zoo hebben we de boomen in ons land leeren
kennen. De laanboomen in verband met onze buiten
plaatsen en de aanleg daarvan, de boomen op het erf
en langs de polderwegen, de eenzame boomen in ons
land en onze peren en appels. Lang niet alles kon wor
den genoemd en vele van deze boomen zullen in den
loop der jaren verdwijnen door den tijd of door de
voortschrijdende cultuur. Maar gelukkig is ook bij de
moderne mensch het besef ontwaakt dat de boom on
vermijdelijk met het landschap is verbonden en dat
geeft vertrouwen dat ook ons nageslacht niet in een
kaalgeslagen vaderland zal behoeven te leven.
116