worden overal in Zeeland, Noord-Brabant, de Graaf schap, de Lijmers en de IJselstreek, de oude knot wilgen opgeruimd. Het gebeurt niet moedwillig en met een vaart, maar telkens sneuvelen er een paar die niet meer door jonge aanplant worden vervangen. Mis schien vormen Zuidholland en Utrecht nog een uit zondering. Ook in de uiterwaarden van de Geldersche IJsel staan ze nog, de mooie knotwilligen, maar staan ze daar over een jaar of vijftien nog? Misschien dat de moderne wegbeplanting hier een oplossing kan brengen. Een goed voorbeeld is gegeven door de provincie Noordholland .die langs den grooten verkeersweg AmsterdamAlkmaar tusschen de dorpen Krommenie en Heilo vakgewijs knotwilgen heeft la ten planten. Ook gemeentebesturen en polderbesturen kunnen op dit gebied veel voor den boom in het land schap verrichten, want niemand zal deze boomen in het vlakke land gaarne missen. Is de knotwilg niet een bij uitstek Hollandsch boomtype en hebben velen in ons land geen dierbare herinneringen aan deze boomen langs de slootjes, waar we kikkerdril vischten en er met een net op uitgingen? Zeker ze zijn niet zoo imposant als onze eiken en beuken, niet zoo statig als de oude iepen in het polderland, maar ze hooren er toch thuis en mogen er zeker niet verdwijnen. Ze zijn voor Hol land en de lage deelen van onze provincie's wat de eiken wallen zijn voor de Achterhoek. En zoo levert ook de beplanting van het boerenland zijn aandeel in de opbouw van het landschap en blijven er tenslotte nog over de typische groote dikke en een zame boomen die in bepaalde streken „naam" hebben gekregen. Ze dragen daar namen als „dikkeboom" of „reuze eiken", zijn soms ook wel naar den god Wodan genoemd. Wie kent bijvoorbeeld de vroegere Wodans- eiken niet, die in de buurt van Wolfheze groeiden en waarvan men vertelde dat de Germanen vergaderden aan hun voet. Eigenlijk zijn al deze verhalen verzinsels 111

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 126