zal het ons spijten onze verloren vrienden zoo slecht te
hebben gekend.
Daar zijn dan in de eerste plaats onze lanen, beroemd
of minder beroemd, statig, in verval of in nog vollen
wasdom. Door wien werden zij aangelegd, in welken
tijd ontstonden zij en waarom koos men op bepaalde
plaatsen nu juist de beuk, de linde, de eik of de popu
lier om hen samen te stellen? Lang niet altijd zijn deze
vragen op te lossen, al zijn vele misschien in archieven
te achterhalen. Voor dit hoofdstuk is nog een ge
deelte over de geschiedenis van het bosch toege
voegd, maar een hoofdstuk over de geschiedenis van
onze lanen zou lang worden en we zouden er nooit
mee klaar komen. Hoevele oude boeken en archieven
zouden we moeten nasnuffelen. Toch is er in het alge
meen wel iets over het ontstaan van die lanen in ons
land te vertellen. Want bestonden er in het midden der
zeventiende en achttiende eeuw geen geslachten, rijk
en kunstlievend, die naast hun heerenhuis in de stad
buitens aanlegden? Of als zij geen huis in de stad
bezaten toch hun bezittingen op het land lieten ver
fraaien, bosschen, parken, tuinen en lanen aanlegden,
de een nog fraaier dan de andere. Zoo waren er in
het begin der zeventiende eeuw een aantal Amsterdam-
sche kooplieden die een stuk ruwe „heide" ter grootte
van 600 morgen aankochten en die 17 Maart 1725
octrooi kregen van de Staten van Holland „tot culture
van de Gooische vullinge genaamd 's Graveland". Het
was het begin van den aanleg van een groote groep
buitens waarvan er vele tot in deze dagen bleven be
staan. Heel vreedzaam ging dat begin van dien aanleg
echter niet. De Gooiers, vechtersbazen van nature
moesten van de vreemde Amsterdammers niet veel
hebben en soms werd het zoo erg dat de te werkgestel-
den door voetknechten en een compagnie ruiters
moesten worden beschermd. Maar in 1634 is men
zoover gevorderd dat tot verkaveling kan worden over-
99