werk van een hooge iep in de nabijheid van een Noord-
Hollandsch stelpdak, hem treft het karaktervolle van
een oude volgroeide, eenzame eik, of het statige por
taal van een beukenlaan. Hij vraagt niet hoe de bos-
schen in ons land zijn ontstaan, hoe de vliegdennen op
de hei daar komen, hij ziet ze, wordt geboeid en als
hij een penseel kon hanteeren zou hij er naar grijpen
om het zoo juist geziene te teekenen, etsen, schilderen.
Bij het opschrift „Boomen in het landschap" gaan
onwillekeurig zijn gedachten direct naar de ets met de
drie boomen van Rembrandt, ziet hij onmiddellijk het
„Laantje van Middelhamis" met de hooge populieren
of herinnert hij zich een van de prachtige etsen van
Hercules Seghers. En de vierde, de nuchtere mensch
ziet noch het leven in den boom en in zijn takken, noch
de schoonheid die deze brengt in het landschap en
heeft gelukkig geen herinneringen aan een rij wilgen
in de buurt van zijn ouderlijk huis. Hij ziet een rij
peppels en taxeert, loopt door een dennebosch en
maakt berekeningen engaat aan het kappen al is
het soms maar in gedachten, zonder last te hebben
van een biologisch geweten of aesthetiek. Het is de
zakenman wien het voornamelijk te doen is om de
waarde van het hout en het hout alleen. Een gevaarlijk
mensch voor den Nederlandschen boom in zijn land
schap.
Eigenlijk moesten wij als goede vaderlanders, wat
betreft onze boomen, wat meer op de hoogte zijn met
hun leven en hun geschiedenis, want zij vormen een
niet te vervangen deel van ons landschapsschoon. Bijna
iedere streek, ieder dorp, iedere boerderij heeft ze toch,
zijn boomen of het nu kastanjes, linden of iepen zijn,
lanen en laantjes waar we des zomersavonds onze
ommetjes maken. Wij allen moesten gaan doen aan
boomstudie, folkloristische, biologische, aesthetische, ja
zelfs economische studie, want wanneer wij straks een
groot aantal van de boomen uit ons land zullen missen
98