in ons bosch. Maar dit was dan ook vrijwel het eenige, dat werd gedaan. Hier en daar werd aan de hakhoutcultuur veel aandacht gewijd, vooral toen in 1850 de schorsprijzen stegen, maar nog altijd werd het strooisel in de naald- houtbosschen gewonnen en maatregelen tot intensieve bestrijding van insecten en brand, de twee groote plagen van het bosch, kende men nog niet. Gelukkig was het particulier initiatief vrij groot. Man nen als Dr W. G. H. Staring, Mr J. H. Schober en A. van Rijckevorsel verrichtten prachtig werk. Sta ring maakte een gelukkig begin met de bebossching van de duinen, op de Veluwe werd door Schober het prachtige Pinetum op „Schovenhorst" aangelegd, een Middachter Allee werd geplant en de Beekhuizer bosschen werden aangelegd. Een keerpunt in de geschiedenis van het Nederland- sche bosch was echter de oprichting van de Nederland- sche Heidemaatschappij in 1888. Zij begon haar werk met het bebosschen van woeste gronden in Noord Bra bant, welke bebosschingen een leerschool werden voor de eerste boschbouwkundigen in ons land. Ook op de Rijkslandbouwschool werd de boschbouwkunde een echt vak, terwijl in 1918 op de Landbouwhoogeschool ook met hooger boschonderwijs werd begonnen. Tegen het eind van de 19e eeuw wijzigde ook de Staat haar standpunt. Zij gaf opdrachten en stelde bosch bouwkundigen aan. In 1894 b.v. ontving de Neder- landsche Heidemaatschappij opdracht een deel van de Schoorlsche duinen te bebosschen, even later werd grond op de Veluwe ter bebossching aangekocht en tenslotte is in 1899 het Staatsboschbeheer ingesteld. En zoo plantte en verzorgde men in Nederland een nieuwe ruigte, maarniet altijd schonk dit nieuwe bosch den bewonderaars van de natuur en het natuur lijke landschap voldoening. De dennenaanplantingen die overal verrezen, waren dan ook wel heel saai en 93

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 108