bonte rij van gevels van het oude grafelijke slot zich uit van Kooltuin tot Buitenhof met in het mid den de dertiende-eeuwsche Hooge Zaal. Grillig spiegelde zich die gevelrij daar in den Vij ver, eerst de oude Kasteleinij der graven met zijn laag, maar typisch torentje, wat verder op een trapgeveltje, dat er in Leicesters dagen was neer gezet naast het hooge en smalle huis met zijn go- thische kanteelen dat Albrecht van Beyeren voor zijn Kleefsche gemalin had laten bouwen; daar naast weder was het groote vertrek, waar Keizer Karei eenmaal had vertoefd en waar men in 1609 de eerste besprekingen over „de Trèves" had ge houden. Dan volgde, hoog en vierkant, de gevel van een kerkgebouw, de oude Kapel van Maria ten Hove, door de graven als hofkapel gebruikt maar na den ommekeer door de Staten van Hol land aan de Waalsche gemeente in gebruik ge geven, opdat de weduwe van prins Willem, Louise de Coligny, in een eigen kerk in haar eigen taal een predicatie zou kunnen volgen. Het kerkgebouw werd ten Westen begrensd door een complex van woningen, dat zich ook om den hoek met uitzicht op het Buitenhof voortzette en dat, sedert de heerschappij der Bourgondiërs, die hun hof in Brussel en Dijon hadden, het „kwar tier" was der Stadhouders. Zij woonden dus ge deeltelijk boven de poort, die van het Buitenhof uit over een brug, want een cingelgracht omgaf van ouds het grafelijk verblijf, toegang gaf tot het Binnenhof. Daar, op dat Binnenhof stond men in 1626 nog 10

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 8