genomen was-den Haag in vijftig jaren een voor
dien tijd moderne stad geworden, waarvan een
beroemd stadgenoot, de staatsman Constantyn
Huygens in enkele bekende regels het levendig
karakter vaststelde:
Geen dorp, der dorpen een
daer iedre steeg een pad is,
Maer dorp, der steden een
daer iedre straet een stad is.
en waarvan een dichter van minder qualiteit, maar
niet minder liefde voor zijn stad, Jacob van der
Does, in zijn in 1663 uitgekomen gedicht: ,,'s Gra-
venhage" het eerste aspect, dat zich opdeed als
men het uit het Bosch naderde, als volgt beschreef
„Aen desen kant doet sich die plaets soo heerlyck open,
„Dat ick soo plotselingh niet verder voort kan loopen,
„Maer met den vreemdeling een weinig stil moet staen,
„En wijzen hem terstont een rij gebouwen aen:
„Ter slincker zijd', waerin meer heerlyckheden
„Alleen te vinden zyn als in geheele steden;
„Ter rechter handt soo is dat werck noch niet
[voltrocken
„(Maer) buyten twijfel wordt dat hier een volle
[straet:
„In t midden gaet men door de nieuw geplante
[linden
Toch kunnen wij met dezen indruk van dat sterk
levende en alom bloeiende nog geen afscheid ne
men van het midden-zeventiende-eeuwsch den
Haag. Wij moeten ook even eraan denken, hoe het
72