„de Leidsche Wagens" heette, een duidelijk spre
kende naam, die ook begrijpelijk maakt, dat vlak
erbij een hoefsmederij te vinden was met een zoo
genaamde overdekte „travaille" op het Voorhout,
een gebouwtje, dat ouderen zich nog zeer goed zul
len herinneren, het werd eerst voor eenige jaren
afgebroken, maar nog wordt de straatbreedte ter
plaatse, tusschen de oude Stadspomp en het Tour-
nooiveld, door deze omstandigheid verklaard.
Niet zonder reden beginnen wij onze beschouwing
over 's Gravenhage's historisch stadsschoon met een
herinnering aan de eerste jaren van Frederik Hen
driks Stadhouderschap. Immers die jaren liggen
juist op de kentering naar een nieuwen tijd, welke
op het uiterlijk aanzien van de „Hofjonffer", die
Vondel begroette, zulk een beslissen den invloed
heeft gehad. Wat Vondel zou gezien hebben, als
hij aan Huygens, dien hij in zijn Geboortklock
den dichter met „yvoire luyt" noemt, een bezoek
zou hebben gebracht, het zou een middeleeuwsche
omgeving zijn geweest. Bij het binnenkomen op
den hoek van de Houtstraat lag het oude huis
der Van de Ketels, sedert 1604* eigendom der
Brederode's, in het Lange Voorhout, waar nu de
Bibliotheek is, stond dat der Van Borsselens, in
den hoek van den Kneuterdijk dat der Van Was
senaars, op den hoek van den Vijverberg dat der
Egmonden; op het Tournooiveld staken de beide
Schuttersdoelen hun torentjes in de lucht en
alles domineerend strekte langs den Vijver de
9