Ik vermeldde reeds, dat een oude kelder behouden bleef en een tweede ernaast werd gebouwd. Door dien onderbouw van gewelven kwam de zaal on geveer twee meter boven het grondvlak van het Binnenhof te liggen, waardoor zij dadelijk iets voornaams kreeg. Voornaamheid blijft de hoofdindruk, dien men ook krijgt bij het binnentreden. Vooreerst door de groote afmeting. Zij meet binnenwerks in de lengte 38.4, in de breedte 17.8 M., bij een hoogte van ongeveer 27 M. Het is vooral die hoogte, welke indrukwekkend is, en dat des te meer omdat de open eikenhouten bekapping aan den hoogte- indruk nog een eigenaardig accent verleent. Die open kap met haar groote spanning, eene op lossing van de afdekking, welke voor die dagen een stout waagstuk kan genoemd worden, heeft bijna altijd den roem der zaal uitgemaakt. Begrij pelijk, daar dit gansch gestel van spanten, binten en boogstukken die het eigenlijke dak weer dra gen, met al zijn enorm gewicht toch zoo licht en natuurlijk rust op de muurpijlers, die de zijmuren in zes ongeveer gelijke vakken verdeelen. De groote schouw aan den achterwand geeft daar tee- kening, terwijl de voorwand geheel beheerscht wordt door het roosvenster van meer dan 5 Meter middellijn, dat de voornaamste lichtbron voor de zaal is en steeds is geweest. In oude rekeningen komen wij het tegen als de „grote ronde O", of als „de grote spieghel". Boven de roos waren twee kleine openingen voor luchtverversching, maar daar de vogels erdoor binnenvlogen om te neste- 21

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 21