maar naar een onaanzienlijk vlek, vlak bij het
jachtgebied van 's Graven „Wildernis", waar aan
den weg uit het Zuiden naar Leiden een jachthuis
lag niet ver van de plek waar die heirbaan door
de wegen van Gouda en Delft, die door het veen-
land getrokken waren in de richting van de kust
en het visschersdorp Scheveningen, gesneden werd.
Deze plaats was echter niet slecht gekozen, want
behalve de nabijheid der handelswegen was er die
van het jachtgebied te eener zijde en van het veen
gebied, de gras- en weilanden ter andere; een duin
beek zorgde voor goed water bovendien. Het na
tuurschoon was iets, waarvoor de middeleeuwer
nog de opmerkingsgave niet schijnt te hebben ont
wikkeld, maar misschien sprak voor deze keuze
middenin het duinlandschap wel eene overweging
van geheel anderen aard: dat de landsheer hier
niet licht, zooals zijn Vlaamsche neven in de
machtige stad Gent rekening zou behoeven te
houden met de inzichten van de burgers die woon
den rondom zijn „Steen".
Hoe het zij, Willem de Roomschkoning, begon,
waarschijnlijk met het voorbeeld van Duitsche
paltzen, misschien wel vooral met die van Ingol-
stadt voor oogen, een grootsch paleis te ontwer
pen, dat op een door muren en grachten omgeven
hof zou verrijzen, waarvóór een uitgebreide voor
hof de dienstgebouwen zou bevatten.
Wij kennen nog het hier aan te danken Binnenhof
met het Buitenhof als een eigenaardig, in karakter
geheel op zichzelf staand midden in de stad.
Begeven wij ons naar dat hart van den Haag
17
s-Gravenhage 2