gende noodzakelijkheid, wil al hetgeen in de laat
ste halve eeuw is gewonnen niet onder een volgend
geslacht weder verloren gaan.
In den Haag is dit gevaar nimmer denkbeeldig,
doch ook gemakkelijker te bestrijden dan elders.
Zoowel het een als het ander is gegrond op het
eigenaardig karakter van den Haag zooals het in
de laatste halve eeuw is gegroeid.
Rondom de kern van den Haag, zooals zij zich tot
de helft van de 19de eeuw heeft gehandhaafd, en
die bepaald werd door den krans van cingels, welke
in het begin van de 17de eeuw gegraven werd,
groeide het in een snel tempo in de jaren van
sterke economische ontwikkeling tijdens de tweede
helft van de 19de eeuw. Reeds sedert de tweede
helft van de achttiende eeuw waren de door de
cingels getrokken grenzen te nauw geworden,
vooral om de toeneming der arbeidersbevolking
te bergen. Men heeft toen een middel te baat ge
nomen, waarvan de groote nadeelen eerst later
beseft werden, namelijk het volbouwen van tal
van tuinen en open ruimten met wat men euphe-
mistisch „hofjes" noemdevooral in de wijken ter
weerszijden van Westeinde, Princegracht, Wagen
straat en Spui heeft dat de Haagsche woningtoe
standen op den duur bitter slecht gemaakt. In zoo
verre was het dus gelukkig, dat men buiten de
cingels naar nieuwe ruimte zocht. In de betere wij
ken was de eerste uitbreiding nog tamelijk gunstig.
Aan de Zeestraat eenerzij ds en langs het nieuwe
kanaal naar Scheveningen verrezen heerenhuizen,
welke vooral in het laatste geval stijl vertoonen.
110