terstond te overwegen. Volgens Van der Spuys
plannen heeft het Bosch daarna dan ook zijn ver
schillende waterpartijen gekregen, zijn de laag
gelegen paden opgehoogd, is hier en daar veran
dering in de beplanting aangebracht, kortom is
van het oude Bosch naar den meer romantischen
smaak van den tijd een park gemaakt, dat toch nog
in zóó hooge mate zijn oude karakter had behou
den, dat de nieuwe vijverperspectieven juist die
verrassingen boden en die schoone natuuraspecten
gaven, dat het Bosch zich even organisch aansloot
aan het nieuwe den Haag als het dat deed aan het
oude. Men zou van een restauratie kunnen spre
ken, welke het gebruik van het oude op intensiever
wijze mogelijk maakt. En in dat licht gezien, is het
Bosch, onafscheidelijk van den Haags historisch
middelpunt, dat in zijn naam Voor-hout er bij
aansluit en blijft het mede een drager van histo
risch stadsschoon, welke even onmisbaar is als
indrukwekkend.
Zoo is er meer dat hoopvol stemt, vooral sedert
een aesthetisch en historisch gericht begrip voor
de waarde der monumenten de restauratie ervan
heeft geleid en de eerbied ervoor heeft versterkt.
Een monumentenverordening waakt tegen het ge
dachteloos vernietigen of bederven van wat waar
devol wordt geacht; zij het laat, men is ontwaakt
en te laat is het nog niet. Maar er blijven altijd nog
breede kringen der bevolking tot welke dit begrip
nauwelijks of niet is doorgedrongen. Boekjes als
dit wijzen hun misschien den weg. Laat ons het
hopen, want dat zij den weg vinden, is een drin-
109