gelief de van de Oranjevorstinnenkoningin Emma. Andere zijn door een restauratie, zoo niet volko men dan toch voor een belangrijk deel in hun ouden glans hersteld: de Grafelijke Zalen, het Stadhuis, Groote Kerk en Kloosterkerk, de eerste ook zeer goed van binnen; Spinoza's huis op de stille Pavilloensgracht, tegenover zijn mooie, ex pressieve standbeeld. Reeds toen ik schreef over „hetgeen de Middel eeuwen ons lieten", kon ik het Haagsche Bosch als stichting der graven vermelden. Zijn beteekenis voor den Haag, zagen wij, werd duidelijk uitge sproken toen het in 1576 door den Prins van den ondergang werd gered. Hier moet ik weder erop terugkomen. Want juist dat gevaar herhaalde zich in den Franschen tijd, toen Napoleon in 1812 op dracht gaf het in kaart te brengen en plannen te ontwerpen het in kavels te verkoopen met het staande hout. De man, die daartoe de opdracht kreeg, de jonge wiskundige A. van der Spuy, en die langzaam genoeg werkte, dat van de uitvoering nog geen sprake was geweest bij den val van het Fransche Keizerrijk, was blijkbaar voorbeschikt om in de historie van het Bosch een groote rol te spelen. Toen hij het door traagheid had gered, kreeg hij gelegenheid het met inspanning van alle krachten en binnen een termijn van eenige dagen op andere wijze te behouden. Minister Six, belast met het beheer, droeg hem op plannen te maken voor een beteren waterafvoer met behulp van vij vers. Koning Willem I was bereid zulk een plan 108

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 134