heden van den Franschen tijd in de negentiende
eeuw nog te danken hebben, dat, al kan het in
qualiteit zich met den oogst van vroeger eeuwen
niet meten, toch karakteristieke trekken vertoont,
welke voor het „historisch stadsschoon" een rol
spelen.
Hebben wij die vijf - onderscheidene perioden
nauwkeuriger besproken, dan kunnen wij in eene
slotbeschouwing aandacht geven aan de vraag in
welk kader wij het „historische" stadsschoon moe
ten bezien, met andere woorden, welke beteekenis
het heeft en hebben moet in de in de laatste vijftig
jaren zoo onstuimig gegroeide, levendig en levens
krachtig bloeiende stad 's Gravenhage.
14