„het hart van het land" te zijn den schijn van glorie
en grootheid; ook de donkere uren maakt men
mede en het Lot heeft op dien gruwelijken Augus
tusdag aan de Haagsche burgerij in den partijstrijd
een rol toebedeeld welke niemand haar benijden
zal. „Ultimi barbarorum" schreef de wijsgeer
Spinoza van haar; het herinnert ons eraan, dat
aan een stille Haagsche gracht nog het eenvoudige
huis te vinden is, waar de groote denker op een
zolderkamer twee zijner belangrijkste werken vol
tooide (Afb. 29). Een ander denker, wereldbe
roemd natuurkundige, Christiaan Huygens, in de
Lange Houtstraat geboren in een huis, dat werd
afgebroken voor het Logement van Amsterdam
(nu Buitenlandsche Zaken) in het Noordeinde
gestorven, woonde de laatste jaren zijns levens op
Hofwyck in Voorburg, dat zijn vader, de dichter
Constantijn had gebouwd. Diens groote huis in de
stad op het Plein is verdwenen evenals zijn ge
boortehuis op het Voorhout, maar hij heeft ons
behalve zijn Hofwyck toch ook zijn gedicht na
gelaten op dat „Batava Tempe, dat is 't Voor-hout
van 's Gravenhage", met die regels vol bewonde
ring:
Noch en vind' ick niet in allen
Dat mijn Lindelaen genaeck.
Lindelaen mijn zoet versinnen
Waer ontginn' ick uwen prijs?
waarmede hij niet alleen zichzelf onsterfelijk
maakte maar ook dat meest treffende deel van
Haags historisch kwartier (Afb. 30, 31 en 32).
100