ren en regenten op Binnen- en Buitenhof rondliep,
of huiswaarts ging langs Vijverberg en Voorhout,
en dan al die in kleurige krijgsmansrokken ge-
kleede militairen, die edellieden met gepluimde
hoeden en het rapier opzij de, dat waren allen lie
den van den nieuwen tijd, die weinig oog had voor
het verleden, en alle krachten inspande om te bou
wen aan de toekomst van stad en land, welke zich
met zoo rijke perspectieven opendeed voor wat
zich een jong volk gevoelde.
Als wij het „historisch stadsschoon" van 's Gra-
venhage willen leeren kennen en naar waarde
schatten, dan doen wij dus het best deze schei
dingslijn in het oog te houden en eerst te zien,
wat die nieuwe tijd heeft overgelaten aan middel-
eeuwsche schoonheid, daarna te onderzoeken wat
hij zelf heeft tot stand gebracht. Dit laatste niet
in eens, niet in zijn eersten aanloop, al is het tijd
perk van Frederik Hendrik daarvoor wel zeer
bijzonder belangrijk geweest en heeft het de rich
ting bepaald, waarin den Haag zich zou ontwik
kelen.
Maar afgezien van een regelmatigen aanbouw
en uitbreiding ook volgende perioden zijn van
beteekenis; men denke aan die, welke werd in
gezet in de tweede helft van de regeering van den
Koning-Stadhouder, voorts aan een nieuwe ople
ving in het derde kwart van de achttiende eeuw;
men denke tenslotte aan wat wij aan het zij het
ook langzaam inzettende herstel van de moeilijk-
13