kennis, voorbeeld is daarvoor niet genoeg, er is ook nog de bezieling noodig, de ontstekende god delijke vonk. Dat is een aanraking met dieper of hooger dingen dan het alledaagsche en daarom kunnen en mogen wij zulk een schepping niet an ders naderen dan met eerbied. Er is daarvoor echter nog een tweede motiefdat steekt in de beteekenis van het woord „historisch". Die beteekenis wordt niet alleen gedekt door het begrip van het verleden, niet alleen door het woord „oud". Daar moet bijkomen, dat het in den tijd van zijn ontstaan uitdrukking gegeven heeft aan hetgeen in dien tijd leefde, belichaamt hetgeen die tijd wilde, wat hij in zijn beste oogenblikken en door zijn meest begaafde menschen kon tot stand brengen. Wil het lot, dat dit tot stand gebrachte tevens in betrekking stond met het uiterlijk gebeu rende, waardoor het nog herinneringen mede- draagt aan omstandigheden, feiten, persoonlijkhe den van beteekenis voor stad en land, dan ver sterkt zich voor hen die stad en land, hun lot en geschiedenis, hun beschaving en ontwikkeling lief hebben, de innerlijke beteekenis van het „historisch schoon". Het oude bouwwerk, waaruit door de be gaafdheid van den bouwmeester de stijl, het leven-richtend beginsel van een tijd spreekt, wekt de bewondering van den vreemdeling, maar de ingeborene, die zich erdoor verbonden voelt met het verleden van stad en land, dat hij liefheeft, ziet en voelt nog méér dan bewondering; hij kan tot gehechtheid gevoerd en tot liefde ontroerd worden en bezield met dien eerbied, welken ik 94

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 118