vuur gedoofd was, toch bleef een vonk in vele harten gloeien
en in Juli 1566 zien we eiken Zondag vele menschen zich
verzamelen onder een groep boomen bij het dorpje Engelen
en in gespannen aandacht luisteren naar de verkondiging
van het hervormde Christendom. Een van degenen, die voor
zoo'n Zondagsche hagepreek de Maas overstak, was de nieuwe
jeugdige Bommelsche kapelaan Jan van Venray en al spoe
dig werd het in zijn preeken merkbaar, dat hij begon af te
wijken van de zuivere Roomsche leer.
De magistraat vreesde wel voor ernstige moeilijkheden
met de Landvoogdes, als dit zoo doorging, maar ze was
niet in staat om tegen den wil van vele geuzen onder haar
burgers den kapelaan te verwijderen. Integendeel, onder
den dwang van gewapende geuzen, die de Markt en het
raadhuis bezetten en zelfs met los kruit uit de stads-haak-
bussen begonnen te schieten, was ze gedwongen den
kapelaan te handhaven, terwijl hij vrij zou mogen preeken
wat hij wilde. Daartegenover verbonden de geuzen zich,
geen daden van geweld te plegen noch tegen andersdenken
den noch tegen kerken of kloosters, beelden of schilderingen,
dan alleen met goedkeuring van de magistraat.
Al hebben enkele mannen op een laten avond het beeld
van de H. Maria Magdalena van den Calvariënberg op het
kerkhof „geschaffiert aen beyde die armen", en al hebben
anderen een beeld van de H. Drievuldigheid op den hoek
van het huis „Doesborg" in een bornput gegooid, evenals
dit gebeurde met nog twee andere straatbeelden, toch kan
niet gezegd worden, dat de burgers zich niet aan dit verdrag
hielden; van een beeldenstorm was in Bommel geen sprake.
Wel had er natuurlijk in het inwendige van de kerk
een beeldenstorm plaats, met goedkeuring van de „hooge
overheid". Al spoedig werden altaren en beelden verwijderd
en toen in het begin van de 17e eeuw de kerkbanken werden
geplaatst, vond men het stichtelijker de „Roomsche" muur
schilderingen, voorzoover deze al niet door de heerenbanken
werden bedekt, achter een laag witkalk te doen verdwijnen.
Het verwekte dan ook niet weinig ontsteltenis bij het kerk
bestuur, toen bij het verplaatsen van zoo'n bank in de 19e
eeuw, de schildering van de zeven hoofdzonden weer voor
het licht kwam en nu werd de witkwast niet voldoende ge
acht, maar met beitel en hamer werd deze, niet alleen Room
sche, maar ook „zedelooze" schildering grondig vernield. De
overige toen weer ontdekte fresco's mochten echter, voor-
75