hoofdletters opgeteld het jaartal geven en dat nog in de
kerk te lezen is. Het werd als volgt vertaald:
Voor dat het bLIXeMs VVVr zlln hooChte stak In brand,
Soo stond dit sChoone spits hier praChtICh opgepLant.
Zoo was dan de vroeger zoo ranke toren van ruim honderd
meter afgeknot en het bovendeel was nog slechts een holle
geblakerde schacht. Eerst twintig jaar later werd hij weer
in zooverre hersteld, dat men een nieuwe, hoewel lagere
spits op zijn hoogsten trans bouwde, zoodat de toren nu tot
een hoogte van tachtig meter reikte. Op een schilderij in de
raadszaal van de stad zien we er een afbeelding van (afb. 19),
terwijl op de kaart van Van Deventer de kerk nog zonder
spits staat afgebeeld (afb. 20).
Boven in deze spits, tusschen acht „hooge pylaren",
werd een zeer zware slagklok opgehangen, waarop, ook weer
als een nagedachtenis aan de ramp, het volgende wonderlijke
opschrift stond:
Anno vijftien hondert acht en dertig om
Donderde de toren van Bommel om
Actum factum donder om,
Heer der Heeren nooit wêer om!
Maar de vreugde over den herstelden luister van den Bom-
melschen toren werd plotseling getemperd. Een zware druk
legde zich in 1558 over de stad: het was de klamme hand van
de pest, die in de anders zoo heldere herfstdagen, wanneer
de luchten licht zijn en de wind geurig, de menschen ter neer
drukte en de levendigheid van de najaarsmarkten met een
zwarte schaduw overtoog. De gezichten waren ernstig en
angstig, het leek wel of het licht mat was als bij een zons
verduistering en of de geur van de opgewoelde kerkhof-
aarde in de straten hing. Was het wonder, dat er toen een
„ongemeen seldsame spoockery" op een vroegen ochtend in
de St. Martenskerck voorviel De achtbare en geloofwaardige
Henricus Caesarius vertelt er ons van, dus laten we aan zijn
hand een oogenblik afdwalen naar het rijk der metaphysica.
In den killen, donkeren ochtend zien we Henric, den kleinen
choraal, reeds om vijf uur zijn weg zoeken door de straten
van Bommel. Hij gaat langs het oude Bagijnhof en langs
58