meren bebouwen). We zien hieruit, dat de Heilige-geest- tafel nu ook haar werkzaamheden had uitgebreid tot het herbergen van de armen en het is dan ook niet te verwon deren, dat na den brand het gebouw niet meer werd her bouwd en beide Godshuizen tot één werden vereenigd. Helaas was echter in 1531 de steun van den hertog op nieuw noodig, nog voor de acht jaar verstreken waren. Nu was het het water dat de stad bedreigde en muren en hoofden beschadigde. Om deze te herstellen en bovendien nog uit te breiden met een rondeel aan de Bossche-poort, dat op de kaart van 1560 duidelijk te zien is, werden de acht jaar nog met vier verlengd (zie afb. 20). De verhouding van de steden tot haar hertog, die haar zoo vaak geholpen had, waartegenover zij als getrouwe onderdanen wel en wee met hem hadden gedeeld, werd echter gaandeweg slechter. Aan den eenen kant was hiervan het stijgend zelfbewustzijn van de poorters de oorzaak, maar aan den anderen kant was het een gevolg van zijn groeiende heerschzucht, zijn trots en trouweloosheid en bovenal zijn krijgszucht die haar „met veele ongewoone schattinghen als mede verscheyde inlegeringhen van knech ten hadden bezwaerd". De maat was echter vol, toen hij in Wijnmaand van 1537 aan haar bekend maakte „dat hy nu hy oud geworden was ende syn son bereids aen 't daelen", besloten had, om aan „den Koningh van Vrankryk na syn overlyden het bezit der landen" over te dragen, om tot eiken prijs te voorkomen, dat na zijn dood het gewest in handen zou vallen van zijn Oostenrijkschen erfvijand Karei V. De edelen en steden antwoordden nu trotsch „dat sy af tervolgens hun eed, den Vorst voor een Heer kenden ende eerden, ende niet van sins waren aen yemant anders, zoo langh'er aessem in hun lijf was, eed te doen". Zij dachten er niet aan onder een vreemd juk te bukken en wilden liever als vrije Gelderschen leven en sterven dan dit verbond te onderschrij ven Toen de hertog met de macht van zijn leger de steden wilde dwingen en hierbij op zijn blokhuizen dacht te kunnen steunen, laaide plotseling het verzet woest op, ook in Bom mel. „Op den Heilige Kersavond 1537 wierd des Forsten volk gescheyden van het blokhuys en uyt Boemel verhoeden nyet inne te koemen voir Paeschen daerna en die schutters zijn terstont op het blokhuys gegaan en hebben dat twe of drie dagen bewaert en daerna hebben 't die burgers gesligt". 56

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 64