schuytemaickers wonen en sullen" en de te timmeren huizen
moesten ten minste op vier voet afstand blijven van den
kloostermuur, die het geheel omsloot.
Het derde klooster dat in den brief aan den hertog werd
aangeduid, was het Agnietenklooster. Het is vermoedelijk
reeds in het midden van de 15e eeuw gesticht, door Johannes
van den Zande, rector van Ten Orthen in Den Bosch. De
Zusters des gemeenen levens die het bewoonden hadden
evenals ,,de nonnen" en waarschijnlijk om dezelfde reden
ook voor haar woonplaats een van de laagste deelen uitge
kozen, in de omgeving van de kapittelkerk (fig. 2)Voorloopig
vinden we echter geen melding gemaakt van dit gebouw,
eerst in 1516 worden een huis en erf genoemd die „tegen
dat Susterhuys over" lagen. Bij het klooster behoorde een
vrij groot terrein, dat den poëtischen naam „de Vogelen-
sang" droeg en waarschijnlijk ook een kapel, daar er bij voor
beeld in 1566 enkele grootere bijeenkomsten werden ge
houden en er zoo nu en dan banken van de Zusters geleend
werden om die in de St. Maartenskerk te plaatsen.
Geheel afgesloten van de wereld waren deze Zusters dan
ook allerminst en op den naamdag van haar patrones zien
we in de 16e eeuw zelfs schepenen en burgemeesters bij haar
te gast, waarbij dezen op stadskosten den noodigen wijn,
die natuurlijk niet in het klooster aanwezig was, in de stad
lieten halen. Maar niet alleen hier, ook bij de Regulieren
gingen zij op bezoek. In den loop van de 15e eeuw gingen
de Zusters over naar den regel van St. Augustinus en be
hoorden sinds dien tijd tot het Kapittel van Windesheim.
Een overblijfsel van dit klooster kunnen we nog in de
„Klomp", vroeger „Susteren-straet" genoemd, terugvinden,
waar om het gebouw, met zijn ge witten gevel, van het hooge
dak gescheiden door een kleine tandlijst, met den verzakten
tuinmuur gesteund door zware beeren en zijn schilderachtige
schuur, op een zonnigen zomermiddag de teere spheer
hangt van een verleden vol stille vrome droomen (zie afb. 8).
f1 Door het „moeylick belegh" van 1505 en den aanval van
1512 geteisterd, waren de versterkingen van Bommel deerlijk
gehavend en weer was het noodig, dat hertog Karei te hulp
kwam, om de schade „in der laetster vergangender veden"
te herstellen. En weer moest de gezonde dorst van de waard-
bewoners de gelden leveren. Bommel kreeg het monopolie,
zoowel voor het brouwen als het verkoopen van hun bier
„opdat sy dan oere Stat des to bether ind to vlitiger vestigen
54