groote macht in de stad: den Hertog van Gelre. Het is „dat hoichste huys, dat in der stat is, ind leet soe lustich opten sconen stroem ind een suverlike lostige wanderinge op dat Sant langes dat water. Oick kan men die sceep op ind neder sien vaeren, die aldair vertollen, oick besiet men aldair dat veerstat, wie dair oever ind weder overvaeren, ind als men boven gheet, soe siet men twe of drie milen rondomheer. Dair steet een fiin tornken benevens dat tolhuys, dair men die ghantze graft uyt besciet tot beyden siden, dat steet in de stat muer." Dit huis was gelegen ten Westen van de Waterpoort en nog in 1871 werd het huis dat hier stond het Tolhuis ge noemd; het tegenwoordige sociëteitsgebouw, dat op deze plaats werd gebouwd, bevat er echter geen overblijfselen van, ook de ronde traptoren is geheel nieuw. De oude vestiging van het hertogelijk gezag, het „Hoff van Gelre", bestond ook nu nog wel, maar was in 1499 in een dergelijken staat, dat het beter afgebroken kon worden en dat er reeds burgers waren, die de vrijheid namen hiermee maar vast te beginnen weten we ook, als we lezen: „dat Jan Roeloffs vast gebroeken heeft aen dat (wat) ons (Gelre's) hof geweest is"De eerbied voor den Heer was aan het verflau wen, we zullen er spoedig meer van hooren. Maar hiertoe moeten we tot het begin van de eeuw terugkeeren. Een rustige periode in de geschiedenis van Gelre is het niet bepaald geweest en opstandig geworden door den eindeloozen strijd, dien de hertogen voerden, kwamen de steden, zonder daartoe, zooals gebruikelijk was, door hun vorst te zijn opgeroepen, in 1418 ter dagvaart bijeen en verbonden zich tot de Landstenden om zoodoende hun vrijheden beter te kunnen waarborgen en meer invloed te kunnen uitoefenen op den gang van zaken. Toen in 1436 dit verbond op een nieuwe dagvaart werd bestendigd, trad ook Bommel toe. Gemakkelijk konden de steden zoover gaan, want feitelijk hadden ze, door het verschaffen van manschappen en geld aan den vorst, de macht geheel in handen. Hierdoor was dan ook Arnoud, die in 1423 Reinald was opgevolgd, ten slotte gedwongen aan de stedelijke eischen toe te geven, wat niet wegnam dat hij door zijn verkwisting en afhanke lijkheid zoowel zijn prestige als de achting van zijn onder danen erbij had ingeboet. Het gevolg hiervan was dan ook dat, toen zijn zoon Adolf de hertogelijke macht trachtte te 40

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 44