den als varianten op de koorafsluiting van de zijbeuken, zooals deze bijvoorbeeld bij de pseudo-basiliek van Kleef voorkomen, welke kerk ook onder invloed van den dom van Xanten gebouwd werd, een variant die haar ontstaan aan het reeds opgetrokken koor met den aansluitenden Varkens toren en een schorend muurdeel in het Zuiden dankte. Dit plan werd in de eerste helft van de vijftiende eeuw uitgevoerd, wat onder meer blijkt uit de traceering in visch- blaasvormen, die behouden bleef in het dichtgemetselde raam boven de aangebouwde kapel. Het oude transsept, mogelijk reeds door den brand gehavend, werd afgebroken en de afkomende steen, tot zelfs die van de fundamenten, opnieuw gebruikt, maar vermoedelijk was het de bedoeling het oude koor bij deze kerk te behouden. De afdekking van de drie beuken zal vermoedelijk door zadeldaken zijn ge schied en tot voor de restauratie van de kerk kon men de overblijfselen van de eeuwenoude spanten hiervan op de zij beuk-zolders terug vinden. Tot de overkluizing is het echter niet meer gekomen; voor het zoover was waren de inzichten op bouwkundig gebied weer min of meer veranderd en in het stadium, waarin de vijf oostelijke traveeën gedeeltelijk voltooid waren, heeft men den bouw van de kerk, die nu juist door de beide portalen toegankelijk was geworden, opnieuw moeten onderbreken. Dat er inderdaad in deze periode aan de kerk gewerkt werd, blijkt behalve uit haar stijl en de stichting van kapellen, altaren en vicarieën, uit verkoopingen van land, die onder andere in de jaren 1430, 1434 en 1452 ten behoeve van de „tymeringe der kercke" werden gehouden. Van de stich tingen wil ik hier slechts noemen de kapel welke vóór 1436 tegen den Zuiderzijbeuk werd gebouwd en die den naam van „Van Balverens-koortje" verkreeg. Terwijl zoo aan het Zuidelijk einde van de „Kerckstraet" de meesteren van de kerkfabriek ijverig doende waren met den bouw van deze statige basiliek en er in de werkplaatsen het regelmatig tikken klonk van de steenhouwers die de blokken voor de schalken, gewelfribben, traceeringen en kapiteelen vormden, zoodat ze nauwkeurig op en aan elkan der sloten en samen gevoegd konden worden tot een schoon gebouw, was ook aan het Noordelijk einde een werk van kleiner omvang aan het groeien. Dit was de Gasthuistoren, die als onderdeel van de nieuwe kapel, mogelijk ook op eenige meters daarvóór (met de bedoeling later kapel en toren te 38

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 42