33
DE VIJFTIENDE EEUW
Na een somber begin, dat zich kenmerkte door pest,
watervloeden, dijkbreuken en oorlog met Holland, waarbij
ook de Bommelerwaard deerlijk van de invallen der Hollan
ders te lijden had, breken weer betere tijden voor de stad
aan. Toen in 1409 het bestand gesloten werd, zag Bommel
zijn rechten en vrijheden door Reinald nog uitbreiden en
door de toenemende devotie werden niet alleen kloosters
en godshuizen gesticht en uitgebreid, maar ook de kerk
bouw werd in nieuwe banen geleid.
In het begin van de eeuw had de Vrouwe van Brakel in
de nabijheid van de stad aan den oever van een plas, die
„sente Peters Wyell" genoemd werd, een klooster gesticht
en al spoedig aan het kapittel van Windesheim ter opneming
doen aanbieden. Na een onderzoek werd de stichting in 1407
door het kapittel aanvaard en we vinden het dan ook als
het drie-en-twintigste op de ranglijst ingeschreven. Johannes
van Kempen, de oudere en eenige broer van den beroemden
Thomas k Kempis, werd daarop reeds in het volgende jaar
naar het nieuw gebouwde klooster gezonden om er de ge
tijden en de mis te lezen, totdat de tijdelijke zaken er
toereikend zouden zijn om hem een rector te zenden. De
plas waaraan het klooster gebouwd werd, vermoedelijk een
overblijfsel van een der oude rivierarmen, ontleende dus
niet zijn naam van Sint Pieterswiel aan het klooster, dat
dan ook in de oudste stukken al bekend stond als het „re
gulier doester buyten der Stat van Boemell by Sinte Peters
Wyel". Welvarend was het klooster in de eerste jaren niet,
eerst veel later werd het door twee kanunniken uit Utrecht
en Deventer aan alle armoede onttrokken en van de noodige
aardsche goederen voorzien en in de zestiende eeuw zocht
en vond het een toevlucht binnen de veilige muren van de
stad.
Behalve dit, werd in het jaar 1420 in Bommel zelf ook
een klooster gesticht onder het patronaat van de Heilige
Magdalena. Voor deze stichting hadden de Nonnen het laag-
3