Ook van de overige gebouwen in de stad is ons bitter weinig overgeleverd. De meeste huizen waren nog van hout, zoodat de branden, die telkens uitbraken, groote verwoes tingen konden aanrichten. Zoo zal ook de brand van 1368 wel niet tot de kerk bepaald gebleven zijn en al waren de om vangrijke steigerwerken ongetwijfeld een gemakkelijke prooi voor de vlammen, nog veel meer waren dit de rieten daken en de hooge houten topgevels er rond om. Behalve de kerk waren mogelijk enkele godshuizen van steen gebouwd en ook de kapittelhuizen aan het kerkhof zullen wel in duurzamer materiaal zijn opgetrokken. Maar wanneer we telkens uitdrukkelijk vermeld vinden, dat een huis van steen is, een: „domus lapidea", en we er maar zeven in deze eeuw tegenkomen, dan is hun aantal zeker heel gering geweest. Een afdoende maatregel tegen „lintbebouwing", die echter niet om aesthetische redenen werd uitgevaardigd, was het verbod uit 1378 om „gheen tymeringe van huysen ende woensteden" te maken buiten de muren in het gezicht van Bommel. Wanneer het toch gebeurde zouden de schepenen deze mogen „doen neder werpen". Wat zal het stadje toen mooi gelegen hebben te midden van de vlakke landen. In het Oosten verdringen zich de houten huizen om het hooge koor, dat in aanbouw is, waarvóór het torentje van de oude kerk maar nietig opsteekt. In het Westen liggen tusschen de boomen enkele verspreide huizen laag achter den sterken muur, die met zijn poorten en romantische torens het geheel omsluit. In de gracht groeit het riet aan den voet van het ruige metselwerk en het paadje langs den „graftkant", waar een paar landarbeiders naar de stadspoort loopen, ligt beschaduwd door enkele boomen. Deze oorspronkelijke versterkingen vinden we waarschijn lijk nog terug in de overblijfselen van den ouden muur aan de landzijde. Heeft de stad zich nè, de ommuring buiten den ouden dijk, die door Gamersche- en Gasthuisstraat liep, naar den kant van de rivier verder uitgebreid, dan moet hier de muur door een anderen zijn vervangen, maar in elk geval moet dit dan vóór 1404 gebeurd zijn, want dan wordt de Waterstraat reeds genoemd. Dat aan de bin nenzijde van den muur een weg liep, weten we uit de ver gunning tot het aanleggen van een waterloop van de looierij in 1373. De poorten, die in deze eeuw genoemd worden, zijn de „porte versus Oencel"; de „porte dictam Steygher" 31

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 31