wel een ziekenkamer tot verpleging van ziek geworden
reizigers. Door tal van giften werden de stichtingen al
spoedig tot welvarende instellingen en de eerst bekende
schenking was die van 300 Brabantsche mottoenen, door
Ridder Daniël van Boechout gedaan in 1370, als een zoen
offer voor de oorlogsellende die hij veroorzaakt had. De
stichting van een altaar in het Gasthuis maakt de aanwezig
heid van een kapel, als voorlooper van de latere kerk, niet
on waarschij nlij k
Ook bezat de stad reeds in het begin van deze eeuw haar
Begijnhof, dat aan het kerkhof grensde en in 1316 genoemd
wordt. Sedert het begin der twaalfde eeuw komen reeds
elders begijnen voor, in het begin van de veertiende eeuw
deden er echter zulke booze geruchten over deze orde de
ronde, dat Paus Clemens Vin 1311 een bul opstelde om haar
geheel te verbieden. Toch werd hierbij de mogelijkheid
opengelaten om Begijnhoven waar de bewoonsters goede
geloovigen waren, die een boetvaardig en vroom leven leid
den, te handhaven ook al deden ze dan al geen afstand
van hun bezittingen en volgden ze geen geapprobeerden
regel. In deze lage landen, waar de bevolking meestal vrij
verdraagzaam was, zien we dan ook juist in dezen tijd, zoo
ook in Bommel, de beghinaria ontstaan, terwijl in het Duit-
sche rijk en in Frankrijk
de orden bijna overal
verboden werden.
Veel weten we niet van
den stillen hof, die beslo
ten binnen zijn omheining
aan de Westzijde van het
kerkhof lag, ten Zuiden
van de Nieuwstraat. Al
leen is het bekend dat op
den vier en twintigsten
Augustus 1393 door een
zekeren Wedigo Theode-
rici Israhelis een kapel
voor de begijnen binnen
zijn muren werd gebouwd
en ook wanneer in de vijf
tiende eeuw de begijntjes
reeds verdwenen zijn, staat dit terrein nog altijd als de
„Capelhoff" bekend.
Fig. 4. Oude Begijnekerk
Teek. Wendel
30