snijders van Bommel op de zesde plaats gesteld, onmiddellijk na Zutphen. Het Necrologium, het „doodenboek" van de St. Maartenskerk, evenals de schatting van den lande van Gelre van 1369 vertelt ons nog van andere beroepen. Daar uit weten we dat het aantal wevers (Textor) groot was, evenals de lakenververs (Tinctor)de naam Pelser of Pellifex wijst op het bereiden van huiden, vellen en vachten; Trip- meker op het maken van trippen, het houten schoeisel, en de Gruter op het bereiden van gruit. Wanneer we aan de pelsers denken, verwondert het ons ook niet, dat we een Lorye of looierij tegenkomen, in 1378 aan een watertje in de stad gelegen, dat de Laeck heette, nog op den plattegrond van Blaeu voorkomt (1640) (zie fig. 16 n°. 18) en ook nu nog als een afzonderlijk perceel terug te vinden is. Deze Laeck, welke naam een stilstaand water aanduidt, werd reeds in 1373 door een waterloop, die met een duiker onder den stadsmuur doorging, met de binnengracht verbonden. Twee sloppen, ,,de Kleyne- en de Groote Looierye ganck", voerden van de Oliestraat naar dit bedrijf (fig. 16 n°. 15, 16). Dat er verder Volders woonden wisten we reeds uit de „Volre-straet" en ook bestond er reeds een korenmolen, wat blijkt uit een aanduiding uit het midden van de veertiende eeuw: ex area juxta molendinum. Wat den handel betreft had de stad reeds bij het genoemde handvest van 1327, verleend door Reinald II, voor haar poorters het recht verkregen om „tolvry te varen alle onze Greefschap door, to water ende to lande, wtgenomen tho Lobeth ende tho Ruermunde", wat wel geschikt was om het verkeer van de Bommelsche kooplieden te bevorderen. Verder moeten de Bommelaren, volgens hun eigen mededeeling in 1557, op een kwartiersvergadering van de Hanze in Keulen, reeds in het jaar 1376 het recht van stem en sessie bezeten hebben in de Hanzevergaderingen, maar het is niet zeker of de zelfbewuste afgevaardigden hier niet wat overdreven hebben. Evenals bij andere steden, zal deze uitspraak wel berust hebben op de omstandigheid, dat Bommelsche koop lieden persoonlijk tot de zoogenaamde Koopmans-hanze hadden behoord: een vereeniging van „Duitsche koop lieden", zooals ze toen genoemd werden, in het buitenland, opgericht tot het verkrijgen en handhaven van rechten en de voorlooper van den stedenbond, die later de Hanze genoemd werd. De stad als zoodanig was van dezen bond waarschijnlijk geen lid geweest. Daar van de oude persoon- 28

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 28