in Gelre weer in vollen gang. Ook de adel: de heeren van
Heekeren en Bronkhorst mengden zich er in. Nu werden
echter de steden niet alleen het slachtoffer, maar door den
steun, zoowel wat manschappen als geld betreft, dien ze
den strijdenden konden geven, werden deze twisten vaak
juist de opkomst van hun macht. Toen echter de hertog van
Brabant Wenceslaus ook partij ging kiezen, was Bommel
als frontierstad van Gelre weer eens het kind van de rekening.
In 1366 op Mattheusnacht deed Brabants hertog door
zijn veldoverste Boechout de stad „beklimmen" en heeft
haar „voort wel vast bezet". De Geldersche pretendent
Eduard „dit verstaende heeft zich voort tot den krygh
wtgerust, na een scherp belegh zyne vyanden de stad
weder wt de handen gebrooken ende vele Brabanders onder
het zwaerd doen neder-knielen". Het is bekend, dat voor
dit beleg de „stad-hercogghe", het oorlogsschip van Deven
ter, onder meer te hulp werd geroepen.
In 1370 verklaart het kapittel van de St. Maartenskerk
en de stad Bommel door de uiterste wilsbeschikking van
Van Boechout genoegdoening ontvangen te hebben voor
de oorlogsschade welke hij in zijn leven had aangericht,
maar deze verzoenende daad mocht niet veel helpen. Eduard
sneuvelde bij zijn overwinning op de tegenstanders en de
strijd zette zich met vernieuwde woede voort. Nu werd
ook de bisschop van Utrecht erin betrokken en deze in 1372
„noch niet vermoeyd ofte vergenoeghd zijnde, liet zyne
vaenen gins en daer in Gelre om-zwaeyen". Maar zijn
tegenstander „om hem niet schuldig te blijven gingh in
tegendeel door 't land van Utrecht rinkel-royen". Als
echter Jan van Blois, de pretendent dien de bisschop steunde,
„op 't zelve pas Bommel had overweldight, moest de bur-
gery op-brengen een boete van duizend goud guldens" wat
zij ook blijken gedaan te hebben. De toestand van de Bom-
melsche schatkist zal toen wel verre van rooskleurig geweest
zijn en al werden in 1378 haar rechten en vrijheden nog ver
meerderd, toch zullen de poorters wel een zucht van ver
lichting geslaakt hebben, evenals alle bewoners van het ge
teisterde Gelre, toen in 1379 de schaal oversloeg ten gunste
van den tegenstander van den graaf van Blois: den jongen
Willem van Gulik, die reeds twee jaar eerder door den
Keizer met het hertogdom beleend was. Hij bevestigde de
privileges van de stad, zooals te doen gebruikelijk was,
maar ook verder deed hij veel voor zijn nieuwe leen en wist
26