gebeurtenissen plaats vonden die den stilstand van de
kerkfabriek verklaarbaar maken.
Zooals steeds wisselden ook toen verheugende en opbou
wende gebeurtenissen af met dagen van angst en vernieling,
waarin de machten der duisternis naar de opperheerschappij
grijpen en het geestelijk licht terug wijkt naar de geheime
schuilplaatsen, waar de eeuwige vlam wordt behoed tot
betere tijden, waarop haar licht weer schijnen kan. In de
Middeleeuwen was het maatschappelijk leven onzeker,
wisselvallig en een rustige ontwikkeling slecht gewaarborgd.
Er brak een strijd uit over de heerschappij van Gelre
en we lezen dat enkele Heeren „met een hoop volx een
ruck-reys deden in Boemeler-weerd, de Stadt zelve over-
weldighden ende na voorgaende plonderinge verbrand ende
vernield hebben". Dit was in 1319. Een groote duurte door
den vernielden oogst was het gevolg en „vele menschen in
Boemel zijn uit gebrek van brood gestorven". In 1327 en
1335 werd de stad door Hertog Reinald II in dezen slechten
toestand tegemoet gekomen, door haar het recht te geven
„accynsen ende koeren tot harer stadt behoef op ter goeder
luyden goed" te leggen en verder om een rechtbank in te
stellen, waarbij bepaald werd dat de poorters voor géén
ander gerecht geroepen mochten worden. Dit was een recht
waarop de Bommelaars steeds erg trotsch geweest zijn en
dat nog eeuwen daarna door hen gehandhaafd werd. Boven
dien verleende de Hertog in 1332 tot vergrooting van de
welvaart van de stad aan een vennootschap van zeven Ita-
liaansche kooplieden met hun gezinnen en bedienden de
vrijheid, om zich voor veertien jaren in de „porte van
Zaut Bommel" in eenige huizen te vestigen. Het waren
Lombarden, die al van 1225 af in het Duitsche Rijk voor
kwamen, handel dreven met geld en goederen en door de
vorsten om hun financieele kundigheden algemeen erkend
werden. Een dergelijk gezelschap vestigde zich in denzelfden
tijd in Arnhem. Heel goed schijnt het hun in Bommel echter
niet gegaan te zijn, de termijn werd niet verlengd en aan het
einde ervan verkocht de hertog hun huis en erf aan den heer
van Weerdenborch.
Maar weer deden nieuwe perikelen zich gelden. Hertog
Reinald II was in 1343 gestorven en natuurlijk ontstond
oneenigheid over de opvolging. Al spoedig was de strijd
Keuren.
25