opgegraven fundeering van een ronden hoektoren op kunnen
wijzen.
Geleidelijk werd nu dit Westelijke deel ook meer bebouwd,
maar tot op den huidigen dag nemen hier de tuinen nog een
veel grooter plaats in dan in het oudste stadsdeel en het
is ook belangrijk lager gelegen (zie fig. 2).
Zooals we reeds zagen, bezat Bommel voor 1315 een jaar
markt, waarvan de beteekenis echter niet te hoog moet
worden aangeslagen. In dit jaar werd door graaf Reinald
ook een tweede markt veroorloofd. De oude markt ving
acht dagen voor Pinksteren aan en duurde veertien dagen,
de nieuwe begon op St. Maricius-dag (22 September) en
had denzelfden duur, van beide markten mocht de stad
rechten heffen op de aangebrachte goederen en verder be
paalde het stadsrecht, dat niemand erop mocht worden ge
arresteerd voor schulden. Ook werd op Dinsdag een weke-
lijksche markt ingesteld.
We zien hieruit hoe lang het leven van dergelijke instel
lingen is: noch steeds wordt er op Dinsdag markt gehouden
en een nog merkwaardiger overblijfsel kunnen we zien in de
„musschen", de broodjes die op den dag van de paarden
markt in het najaar gebakken worden. Want het is niet
twijfelachtig dat deze broodjes oorspronkelijk op de, nu
verdwenen, Pinkstermarkt thuis hoorden en overeenkomen
met de „Kukelhaantjes" welke nog de Pinkster kronen ver
sieren.
Waarschijnlijk was deze Pinkstermarkt een zoogenaamde
Kerk-mis of Kermis geweest, dat wil zeggen een j aarlij ksche
herinnering aan de inwijding van de St. Maartenskerk, die
ook omstreeks Pinksteren van het jaar 1304 heeft plaats
gehad.
Fig. 3. Bommelsche musch
21