Wilde hij naar Bommel, dan was het: „Joost, dadelijk
een brug over de Waal en dadelijk achter mij weer afgebro
ken". Daar lag de brug en nauwelijks was de koets erover of
weg was de brug weer. In Bommel kommandeerde hij
Joost, vóór het rijtuig de straten zoo vlak maken als een
tafelblad, maar achter mij weer even hobbelig als ze waren,
want voor de Bommelaars heb ik niks over!" en Joost
gooide achter de koets de steenen op en door elkaar, dat
het een lieve lust was.
Zoo ging het voort, nu eens reed Faust temidden van zijn
gasten op een wijnvat de deur uit, dan op een ton best
Tuilsch bier, dat nu zoo zuur is, dat geen mensch het drinken
kan. En had Joost zich den heelen dag zoo afgesloofd en
moe gemaakt en dacht hij wat te rusten, dan zaaide Faust
tegen den avond een schepel weit in een doornheg en Joost
kon dan den ganschen nacht in den maneschijn de korrels
weer bij elkaar gaan zoeken.
Ook gooide Faust als afwisseling soms meel met handen
vol in de gracht om het kasteel, waaruit dan Joost het rein
en onbedorven opvisschen moest.
Vier jaar, zegt men, hield Joost het uit, maar hij werd
zoo mager als een houtje, toen zei hij„Heer doktor, ik
heb je vier jaar lang voor niets gediend, als je me nu ont
slaat, ik geef er den brui van!" Maar Faust zei: „Voet bij
stuk"; alsof hij een van de Geldersche Heer-boeren was,
„ben jij het moe, ik niet!"
En Joost diende nu de zeven jaren onafgebroken uit,
maar toen de tijd gekomen was en de klok van twaalf
nog niet koud, vloog de duivel op, greep doktor Faust bij
de haren vast en sleurde hem door de ijzeren tralies van het
venster naar de hel, zoodat het bloed in 't rond spatte.
En geen water en geen boender heeft tot op dezen dag
een roode bloedvlek weg kunnen wasschen van den witten
muur van de torenkamer waar doktor Faust gehaald werd."
Wanneer we ons afvragen, hoe de geleerde Faust in Waar
denburg gekomen is, dan is de meest waarschijnlijke verkla
ring, dat in de 18e eeuw verscheidene jaren na elkaar het
Poppenspel van Faust en Joostje op de jaarmarkt in Bommel
werd vertoond. In deze eeuw trokken Keulsche poppenspelers
met hun „dry cronen spul" meermalen langs den Rijn en de
Waal en wat is logischer, dan dat ze ook in deze stad
kwamen en dat ze, om het bekende stuk een lokale kleur te
123