de stat opter straete neffens haren wagens ende karren
sullen gaen", om hun paard te geleiden en ook was het ge
woonte, dat door de poorten in de stad komende wagens
of koetsen in een straat of op een plein in de omgeving moes
ten uitspannen. In Bommel gebeurde dit in de Karstraat,
op het „plein" bij de Oenselsche poort, op de „Omhoeken"
bij de Bosschepoort of in de Waterstraat.
Maar al werden nu de meeste straten verhard, toch weet
ieder Bommelaar, dat de bestrating van zijn stad nooit
een buitengewoon goeden naam gehad heeft. De niet al te
vlakke keien werden „kinderhoofdjes" genoemd en de
goede burgers hielden zich dan ook maar liever op de „lesse-
steentjes" op.
Maar er is een afdoende verklaring voor dit ongemak, een
geschiedkundige verklaring zelfs, want ook ieder weet, dat
doktor Faust er de schuld van was, toen hij nog op het
kasteel Weerdenburgh (zie fig. 22) aan de overzijde van de
Waal woonde en den duivel zeven jaar voor zich liet werken.
Voor de bezoekers van de stad, die de legende niet kennen
en mochten smalen op Bommels keien, ben ik wel genood
zaakt, het verhaal hier te laten volgen, zooals het een halve
eeuw geleden nog werd verteld.
Fig. 22. Kasteel Waardenburg
Tot voor eenige tientallen jaren de naam voor de „kleine-steentjes"
aan beide kanten van de straat.
121