De bevestiging van de stad werd onder de regentenregee- ring niet meer als bijzonder belangrijk gevoeld en weerspie gelde de algemeene zwakke houding van de Republiek op militair gebied, die er meer op gericht was buiten alle oor logen te blijven dan strijdvaardig te zijn. Deze verwaar- loozing van de vestingwerken zou zooals we zagen op het einde van de eeuw tot gevolg hebben dat de stad nauwelijks meer te verdedigen was. De poorten waren in 1673 al door de Franschen verwoest, sommige van de houten ophaalbruggen werden in 1755 door vaste steenen bruggen vervangen en ook de wallen werden min of meer in wandelplaatsen ver anderd, hoewel deze natuurlijk niet den vorm hadden, dien ze in de 19e eeuw onder leiding van den kunstzinnigen ama teur-tuinarchitect De Virieu verkregen. Reeds in 1681 was een vondst van gouden munten en in 1698 de opbrengst van goederen uit de bank van leening gebruikt om de wallen te beplanten. Hiervan lezen we in het reeds genoemde memorieboek: „anno 1699 siin de stadts- wallen wederom met een dubbelde rey met ipenboomen be plant, alsoo de voorgaende boomen in den jaere 1673 door de graef van Hoorn waeren omgehouden en tot stormpaelen gebruyck, dewelcke van de Franse waeren verschoent door de goede voorspraecke van den borgemeester Gerard Trip, als sy soude vertrecken. Anno 1700 siin de lindeboomen op de wal en by de steene moolen en de Oenselse poort op dat plijn gepoot." Deze wandelplaatsen waren, evenals dat nu het geval is, een der opvallende bijzonderheden van de stad, die hierdoor als een groene oase lag temidden van het vlakke, slecht begaanbare en moerassige land. Zoo wordt er in een Engel- sche reisbeschrijving ook speciaal melding van gemaakt. Deze reisbeschrijving met nog een tweede wil ik hier ten deele vermelden, omdat ze een merkwaardig kijkje vergunnen in het Bommel van die dagen en natuurlijk ook omdat het oordeel over de stad niet slecht uitvalt. Zij zijn geschreven in de jaren 1791 en 1794. „Bommel is as neat a town as ever I saw, and not un- pleasantly situated. It is the residence of several merchants and Dutch gentlemen of middling fortunes, who retire here to enjoy the otium cum dignitate at a moderate expence. You pay four sols each passenger for liberty to pass through this town a kind of turnpike on the hu man race, which is demanded of you as you go out of the gates" „It is a 119

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 143