geen stellig bewijs geeft dat ook de plaats zelf aan het han delsverkeer deelnam, zijn echter de aanwijzingen welke wij vinden in de munt die geslagen mocht worden. Alleen in plaatsen toch, waar een actieve handel bestond en waar de koopman, dikwijls met ballastlading naar den vreemde trekkende, zijn waren tegen gereed geld moest betrekken, is de behoefte aan eigen muntspecie wel het eerste opgeko men, om te allen tijde van het geld uit naburige landen en steden onafhankelijk te zijn. Op een dergelijke ontwik keling duidt ook het woord „bannum" in deze oorkonde. Het beteekent namelijk het recht om cyns te heffen van al de koopwaar, die op de markt verkocht werd en ook om ambtenaren aan te stellen met de heffing van die cyns belast. Omstreeks het jaar 1000 zien we dus al een geheel andere plaats voor ons, dan het nietige dorpje bij de burcht, waar van een paar eeuwen vroeger sprake was. De plaats begon beteekenis te krijgen, was in het handelsverkeer, waar schijnlijk alleen nog maar op den boven-Rijn, opgenomen, bezat een markt, had het recht cyns te heffen van de gruit, of deze te verhandelen, mocht munt slaan en tol heffen van de langsvarende schepen en daar in deze tijden de weg welke Bomele met den Romeinschen weg verbond nu wel zeker door getrokken zal zijn en de verbinding vormde tusschen Bra bant en het Sticht, met een veer over de rivier, zal het recht van tol eveneens betrokken mogen worden op doortrekkende kooplieden. We moeten dus in het dorp een centrum zien, dat naast de toen belangrijker handelsplaats Thiela in op komst was. Uit een oorkonde van 1002 weten we, dat Koning Hendrik II de schenking van zijn voorganger bij den aanvang van zijn regeering volgens de gewoonte bevestigd heeft. De geschiedenis hoe Bomele aan Gelre kwam, is ingewik keld. In het kort komt het hierop neer, dat in het jaar 1026 Koning Koenraad II, de opvolger van Hendrik, een deel van Teisterbant met het gebied van Hunerik schonk aan bisschop Adalbold van Utrecht, zoodat dit nu niet alleen maar tot zijn immuniteit behoorde, maar hij tevens gerech tigd was er wereldlijke macht te laten gelden. Korten tijd later beleende de opvolger van Koning Koenraad, Hendrik III een zekeren Gerhard met Wassenberg, dat later door huwelijk aan Limburg kwam en sindsdien naar het stadje van dien naam Gelre heette. Bisschop Willem van Utrecht, een zoon van Gerhard van Wassenberg, die van 1054 tot 1076 die 15

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 13