heeft geconsenteert Gerrit Janss Brent afslager van de visch,
dat hij op sonnendagen 's morgens voor de predicatie ende
's namiddachs na de predicatie tventgoet sal mogen affslaen
mits dat de viscopers ende viscoperse 's morgens als ten twe-
denmael ter predicatie geluydt wordt van de vismerckt ver-
trecken sullen."
In 1776 wordt aan den timmerman een deel van zijn geld
en het volgend jaar „het restant der aanneemspenningen
van de nieuwe door hem opgebouwde Vischmarkt" betaald,
zoodat het jaar van de stichting bekend is, zooals het
ook onder het door leeuwen geflankeerde stadswapen in de
kroonlijst is aangegeven (zie afb. 22).
Een tweede gebouw van nog bescheidener afmetingen is de
Stadswaag, door denzelfden stadstimmerman gebouwd als
het vorige. In 1796 werden door hem bestek en teekening aan
den magistraat overhandigd, het volgend jaar werd de bouw
aanbesteed en nog een jaar later kwam deze in den zomer
gereed. Waar vroeger deze Waag geweest is, is niet bekend,
in elk geval lag zij niet op dezelfde plaats, want voor den
bouw werd het huis van de weduwe Bornet op den hoek
van Markt en Oliestraat aangekocht.
Heeft zoo de „gemeensman Van Leeuwen" in deze twee
scheppingen zijn klassieke scholing tot uiting gebracht, een
van de Godshuizen ademt geheel den zelfden geest en het ont
werp hiervan zou ook heel goed van zijn hand kunnen
zijn. Het is het hoofdgebouw van het Gasthuis in de Kerk
straat naast de Vischmarkt gelegen. Ook hier is evenals
bij Waag en Vischmarkt van de Dorische orde gebruik
gemaakt en de hoofdingang vertoont al heel veel overeen
komst met het eerste van deze gebouwen (zie afb. 23).
Sinds de Hervorming was het Gasthuis zijn oorspronkelijke
bestemming trouw gebleven, het was een liefdadigheids
gesticht in den meest uitgebreiden zin. In de geheele 17e en
18e eeuw droeg het zorg voor tijdelijke huisvesting van arme
passanten, maar zijn hoofdstrekking was toch de taak
welke van de Heilige-Geesttafel afkomstig was: een groot
alimentatiehuis voor de huiszittende armen, en het ver
vulde die taak door handreikingen en uitbesteding, maar
vooral door bedeeling van brood. In de jaren toen het
nieuwe gebouw gezet werd bedroegen bijvoorbeeld de reke
ningen aan de bakkers 800 tot 1000 gulden jaarlijks. Verder
gaf het schenkingen van winkelwaren, vleesch, kleeren,
schoenen, turf, reisgeld enz. enz. In de 18e eeuw beschikte
111