in Driel zijn woonplaats had gehad, wordt ons gemeld
dat de Abdij te Werden er inkomsten uit huizen trok. 0
In het jaar 999 echter heeft een gebeurtenis plaats, waar
door veel meer licht valt op de ontwikkeling van Bomele.
Dan wordt namelijk door den jeugdigen Keizer Otto III
het rechtsgebied van de „villa", het dorp, gelegen „in comi-
tatu Hunerici comitis, in pago Testerbantia" (het graafschap
van Hunerik in de gouw Teisterbant) met den tol, de munt
en de gruit aan de St. Maartenskerk van Utrecht geschonken.
Deze gift aan den Utrechtschen bisschop Ansfried was een
voorbeeld van de begunstiging welke hij van den Roomsch-
Keizer telkenmale ondervond, omdat deze voor de hand
having van zijn gezag in het ver afgelegen hertogdom
Lotharingen geheel op de hooge geestelijkheid was aan
gewezen en bisschop Ansfried als een echte vertegenwoor
diger van de Keizerlijke macht in deze streken bekend
stond.
Uit deze oorkonde blijkt, dat de ontwikkeling van het
dorp snel was voortgeschreden. Dat er een Keizerlijke tol
bestond is nu met zekerheid bekend. Deze Rijntollen be
hoorden tot in de elfde eeuw uitsluitend aan den Keizer,
doch na dien tijd werden vele aan vorsten en andere macht
hebbers afgestaan, zooals dit hier aan den bisschop ge
schiedde.
Ook zien we dat het dorp enkele rechten verkregen heeft.
Hoewel door sommigen wordt betwijfeld of onder het recht
van munt wel het slaan van munt moet worden verstaan
en niet slechts het houden van een wisselbank, wordt door
anderen als vaststaand aangenomen dat Bomele wel degelijk
een munt bezeten heeft. Het recht van gruit of zooals
het beschreven wordt: van den geheelen handel van die stof
waarmee men het bier tot gisting brengt, gewoonlijk „grutt"
genoemd, wil zeggen dat de gruit in een „gruuthuys" ge
maakt mocht worden om daarna door het dorp te worden
verkocht. Door sommigen wordt onder dit recht alleen
dat tot het heffen van accijns op bier verstaan. Naar alle
waarschijnlijkheid mogen we echter aannemen dat drie ge
bouwen van het dorp uit dezen tijd bekend zijn: het tolhuis,
het gruithuis en de munt.
De tol en de munt zijn bovendien de eerste aanwijzingen,
dat Bomele in dezen tijd ook reeds een zekeren handel
bezat. Meer betrouwbaar dan de tol, die meestal wel op be
langrijke handelspunten was gevestigd, maar daarom nog
14