DE ACHTTIENDE EEUW Ook in deze eeuw gaat de welvaart niet vooruit, de stad is een provincieplaats geworden, met markten van plaat selijk belang en een vrij uitgebreide beurtschipperij op de rivieren. Het aantal huizen was sedert het midden van de vorige eeuw tot ongeveer 600 afgenomen, waaruit blijkt dat het aantal inwoners in het midden der achttiende eeuw tot 2700 was gedaald. In het jaar 1703 waren er in de stad nog zeventien gilden, namelijk dat der bakkers; brouwers; beenhakkers; chirur gijns; kramers (of St. Nicolaasgilde)kleermakers; kuipers (waartoe ook de wijnkoopers werden gerekend); lakenkoo- pers; metselaars; schoenmakers; schilders (of St. Lucas- gilde)smeden (of St. Eloysgilde)j schippers en kooplieden; timmerlieden; wagenlieden; wevers en zakkendragers (of Kruisbroedersgilde)Deze gilden, ontplooiden een groote macht in de stad en hun Dekens met de vier Quartiersluiden waren de voornaamste vertegenwoordigers van de burgerij. Toen er dan ook na den dood van prins Willem III sprake van was de Oranje-gezinde regenten, waartegen het verzet sedert de vroegere onlusten nog steeds was gegroeid, af te zetten en te vervangen door andere, waren het mede de gilden die hiertoe in 1703 een groote vergadering in de St. Maartenskerk bijeen riepen. Wel werd deze vergadering door den burgemeester onwettig verklaard en met behulp van het garnizoen uiteen gedreven, maar de oude regenten konden zich toch niet tegenover de burgerij handhaven en op een goeden dag zien we de geheele poorterschap op de Markt samenkomen, gewapend en verdeeld volgens de vier kwartieren, met de Gemeensmannen aan het hoofd, om den gewonen burgereed af te leggen op de tien door hen zelf gekozen nieuwe bestuurderen. Doch ook dezen hadden niet steeds het volle vertrouwen van hun kiezers en in 1711 kwam het zelfs zoover, dat een deel der burgerij, om een financieel vergrijp van een der 106

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 126