over te geven, sonder alvorens de wapenen van U Hoogheyt te hebbek versocht". Maar de zaak was hopeloos. Het eerste schot van Bommels sterken wal afgevuurd uit „den Draak" was teekenend: „het affuyt brak met de eerste schoot en sonk 't stuk door syn ooren". Een poging om het leger van den vijand met „de uutlegger" te beschieten was al even noodlottig, het kruit op het dek van het schip ontbrandde en een groot deel van de bemanning kwam om het leven. Bij deze ellende kwam ook nog verraad door burgers uit de stad, die „door een secreet en riool, dat by 't Oranje-bolwerck door de stads- muyr ging, bij nacht en ontyden" gemeenschap met den vijand onderhielden. Toen een Fransche tamboer dan ook voor de vierde maal de overgave gebood en dreigde dat de stad dien nacht nog „ghenomen en gheplondert" zou worden, bleef deze al niet veel anders over dan zich te onderwerpen. Wat kon ze doen tegenover een leger van 20 tot 30.000 man, met haar bezet ting van zes compagnieën en vier burgervendels of 500 man, als men de jongens niet meetelde, met haar bijna droge grachten en met wallen die noch van palissaden noch van stormpalen waren voorzien en waarop slechts enkele ka nonnen stonden Zoo gaf Bommel zich eindelijk gewonnen, maar toch be dongen ze „vrije oeffeninge der Religie" en behoud van de aan het bewind zijnde regenten. Voor de Roomschen braken nu rustiger tijden aan en de St. Maartenskerk keerde tot haar oorspronkelijke bestemming terug. Een jaar na deze gebeurtenissen moesten de Franschen echter op 14 November de stad weer ontruimen. De meeste burgers zullen hen daarbij wel het heilige kruis nagegeven hebben. Een tijdgenoot schrijft namelijk: „wy syn maar seer elendigh en miserabel gestelt door de Franssen, die ons menighmalen groote vreese en verschrickinghe aanjagen en geduurigh met ons en onse Predikanten en Godtsdienst den spot drijven". Niet alleen waren „de borgers met swaere inquartieringe belast" ook liet de bezetter hun fraaie stads poorten met buskruit in de lucht vliegen en bovendien persten zij de burgers bij hun vertrek nog 36000 guldens als brandschatting af en namen twaalf hunner als gijzelaars mee. Nog in den achtermiddag na hun vertrek trok de graaf van Hoorn de stad binnen en in allerijl werden nu de fortifi catiën met behulp van de burgers en onder leiding van eenige 101

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 121