burgers, die hun geloof trouw waren gebleven, gelukt een eigen geestelijke te verkrijgen, maar hiermee waren de hervormde burgers zoo weinig ingenomen, dat deze pater zich omzichtig schuil moest houden en, zooals hij zelf ver klaarde, in den loop van verscheidene jaren op vollen dag niet driemaal uit zijn verblijfplaats te voorschijn durfde komen. Nog grooter werd de tegenstelling echter, toen de Fransche macht, verbonden met Engeland, het Duitsche bisdom Munster en aartsbisdom Keulen, onze grenzen naderde en het eene gewest na het andere in handen der veroveraars viel. Aan den eenen kant begonnen toen de Roomschen moed te scheppen, aan den anderen kant nam echter het wantrouwen der Hervormden toe. Bij dit dreigend gevaar deed Bommel zijn uiterste best om de stad verdedigbaar te maken. Brief op brief werd verzonden om garnizoen, kruit, kogels, kanonniers en wat er verder noodig was van de Staten te verkrijgen en vele burgers, zoowel „van sobere gelegenheidt" als „van condietie" boden aan de grachten, die bijna droog stonden, zoodat „de oyevaers er door wandelden", uit te diepen en te verbreeden, wat dan ook al spoedig „vrijwillig en gesamentlick aengevangen werd". Maar alle moeite mocht niet baten, in het geheele land was geen voldoende munitie in voorraad en bovendien braken opnieuw de oneenigheden in de stad in hevige mate uit en vernietigden het eensgezinde pogen van magistraat en burgers. Eerst toen op 30 Juni 1672 Bommel, na den val van Nij megen, als eenige Staatsche stad van heel het Geldersche gewest was overgebleven, dacht men eraan de stad te hulp te komen en zegde vier achttienponders en twee vierentwintig ponders toe met de benoodigde kogels en nog 3000 gulden, omdat de stadskas geheel geplunderd was. Maar deze steun heeft de stad niet meer bereikt. Eenige dagen later reeds verscheen een trompetter voor de Bosschepoort en eischte de stad op. Maar nog wilde deze niet toegeven en de vroedschap, vereenigd met den ambtman, den commandeur, de militaire officieren en de hoplieden antwoordden fier: „Soo veel de sommatie van dese plaetse aengaet, oordeelen wy, soo U Hoogheyt wel was onderricht van de gelegenheyt deser plaetse en van de krachten die daer inne syn, soude ons niet hebben willen dringen deselve in sulcker manieren 100

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 120