De gevels, die in deze periode werden gebouwd, sluiten
zich geheel bij het zestiende eeuwsche trapgevel-type aan
(zie afb. 14 en 15 en fig. 12, 15 en 19), alleen komen er nu
soms groote versierende leeuwenkoppen in voor. Een gevel
fragment uit de Boschstraat van 1617, dat tot dezen stijl
behoort, draagt het voor dezen rustig-welvarenden tijd wel
typeerende opschrift
„Die ter werelt goet gehschiet
Onbenyt en blieft hy niet."
Hoe meer de eeuw vorderde, hoe eenvoudiger deze gevels
nog worden, zoodat op het laatst elke profileering verdwijnt
en alleen de witte banden het muurvlak nog verlevendigen
(zie afb. 16).
Een zeer nauwkeurig beeld van de stad uit het midden van
de 17e eeuw, vinden we, zooals reeds werd opgemerkt, in den
grooten stedenatlas van Blaeu (afb. 21 ben.) Deze kaart moet
kort voor het jaar 1646 geteekend zijn, in dit jaar immers werd
aan den boekdrukker Jan van Biesen opgedragen een nieuwe
plaat van Bommel te snijden, daar de oude „wat incorrect"
was. Deze nieuwe plaat vinden we terug in de Geldersche ge
schiedenis van Arend van Slichtenhorst, die in 1654 uitkwam
en toevallig ontdekten we, dat voor deze kaart die van
Blaeu met absolute zekerheid als voorbeeld diende. Bij het
Gouverneurshuis, dat bij Slichtenhorst met no. 7 werd aan
gegeven, werd namelijk abusievelijk de 4 van de kaart
van Blaeu voor een dakkruis aangezien en zoo ook over
genomen! Het tijdsverschil tusschen beide kaarten is verder
zoo gering, dat er niets toegevoegd behoefde te worden en
daarom kan de kaart van Blaeu tusschen 1640 en 1645
gedateerd worden.
Het aantal woningen was in deze tijden ongeveer 900,
zoodat het inwonertal in de buurt van de 4000 gelegen zal
hebben en dus overeenkwam met het huidige.
We spraken zoo juist van een rustige welvaart, maar toch
werd deze rust nogal eens verstoord, en een enkele maal
hadden er zelfs ernstige wanordelijkheden plaats. Aanvanke
lijk was het vooral de tegenstelling tusschen de burgers en
de regenten, die hiervan de oorzaak vormde en ook tusschen
de regenten onderling bestonden „groote jalousyen ende
oneenigheden" over de benoemingen tot schepen en burge
meester. Later mengden zich hieronder de godsdienstige
tegenstellingen. Eerst in 1663 was het aan de Roomsche
99