In 1586 bestaan er echter plannen om een nieuw weeshuis te stichten, waarop een bepaling in een laatste wilsbeschik king wijst. Twee jaar later wordt de toekomstige stichting reeds duidelijker aangekondigd, als we in een testament lezen: „alsser een weeshuys gemaect oft opgericht sall syn" en in 1589 is het dan ook gesticht. De legaten waren echter niet voldoende om de kosten te dekken en daarom bepaalde de magistraat, „dat alle schipperen en coopluyden die aen de stadt alhier lossen en vercopen, tot steun des armen-weeshuys geven sullen: van yeder 1000 geng steen- colen twee gengen, van yeder hondert salts een vat of een half scepel, van yeder maet rogge etc." In 1590 opent de lijst van weeskinderen, die „int weeshuys gecomen syn". We zien dus tevens dat deze stichting het Armen-weeshuis genoemd werd. In 1663 vinden we nu zoowel een oud- als een nieuw- weeshuis genoemd, het eerste was dit Armen-weeshuis, terwijl het andere een „Borger-weeshuys" was, gesticht in het gebouw van het voormalige Nonnenklooster, dat om streeks 1640 als ,,'t Sieckehuys" werd aangegeven, en ook in den Franschen tijd (1672) als zoodanig weer dienst zou doen. Het oude- of Armen-weeshuys lag aan het kerkhof op het terrein van het vroegere begijnhof. Van de straat af was het toegankelijk door een poortgebouw, dat de „Weeshuys- poortcamer" genoemd werd. In 1616 ontstond hierover een kwestie, doordat een daarachter gelegen woning eveneens door deze poort toegankelijk was, zoodat deze open moest blijven en de weeskinderen „wtloopen" konden, wat den weesmeesteren niet gewenscht voorkwam. Verder werden in dezen tijd het Manhuis en het Vrouwen huis vereenigd en vonden beide in het Manhuis aan de Nieuwstraat gelegen een onderdak in het jaar 1643. Boven dien blijkt uit een gevelsteen, die nu nog in den achtergevel van het huidige gebouw voorkomt, dat deze gecombineerde stichting in het jaar 1658 een nieuwe huisvesting verkreeg. Op het gebied van bouwwerken is ons overigens uit deze jaren weinig bekend. Wel is het teekenend voor de welvaart van de stad, dat men niet alleen in staat was om aan de spits van den Gasthuistoren eindelijk de bestemming te geven, waarvoor deze was ontworpen, namelijk door een prachtig, hoewel klein klokkenspel door de beste gieters in den lande hiervoor te laten vervaardigen, doch ook de middelen had om in den St. Maartenstoren twee groote klokken aan te brengen. Ieder die deze klokken nog gehoord 95

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 113