Maar de jaren van Bommels militaire glorie waren geteld,
niet lang meer zouden de burgers de vendels met slaande
trom en vliegende vanen door de stad zien trekken. In het
jaar 1629 viel 's-Hertogenbosch, veroverd door Frederik
Hendrik, in handen van de Staatschen en werd het bij de
Generaliteitslanden gevoegd. Nu had Bommel als frontier-
stad afgedaan. Het grootste deel van het garnizoen vertrok,
het had zijn groot militair belang verloren en de sterke
vestingwerken werden al meer en meer verwaarloosd.
Niet alleen op krijgskundig gebied, ook op dat van den
handel nam haar belangrijkheid af. Wel was op de Hanze-
vergadering, die in 1604 door den Raad van Keulen uitge
schreven werd voor afgevaardigden van Geldersche en
Overijselsche steden, ook Bommel als Hanzestad aanwezig
en ook op de vergadering te Lübeck, die hierop in het zelfde
jaar volgde, was de stad vertegenwoordigd, maar daarna
hooren we weinig meer van haar. We moeten aannemen,
dat de handel nu een geheel plaatselijk karakter aannam
en in het groote geheel weinig meer meetelde.
Het leven ging nu voort, meer besloten binnen haar poor
ten een rustige welvaart, voor een niet gering deel gebaseerd
op de groote inkomsten van de in beslag genomen geestelijke
goederen, had de plaats ingenomen van de actieve bedrijvig
heid der vorige eeuwen.
De groote welvaart van de Gouden eeuw, hier slechts zeer
flauw weerspiegeld, had echter wel tot gevolg, dat zij stimu-
leerend werkte op de behoefte om de stad, wat instellingen en
gebouwen betreft, niet onder te laten doen voor andere steden.
We zien dan in de eerste plaats, dat in het jaar 1574 Bom
mel een Latijnsche school had gekregen, als vervolg op de
gewone lagere school en als eventueele voorbereiding tot
de Illustre school, later Universiteit en in dit jaar was Hen-
ricus Caesarius, dezelfde die als kleine choraal het spook
achtig avontuur in de Groote Kerk had gehad, er rector van.
In de 17e eeuw bestond ze uit zes klassenin octava en septi-
ma gaf een ondermeester les; in sexta en quinta leidde de
conrector de lessen; terwijl de rector zelf in quarta en
tertia doceerde.
Wat de Godshuizen betreft moeten we in de eerste plaats
melding maken van het Weeshuis.
Zooals we reeds zeiden bestond dit al voor de Hervor
ming, die echter een einde aan deze stichting maakte; in 1569
wordt zij voor het laatst genoemd.
94