Dan klinkt het roffelen van lange trommels uit de stad verwaaid door den wind en met afgemeten stap marcheeren fier de Jonge Schutters van St. Joris de kade op. Zoo juist gepoetste helmen glimmen, mantels wuiven, pieken en mus ketten bewegen rhythmisch en voorop fladdert het kleurige vaandel in den wind, met den draken-doodenden patroon. Maar het duurt nog lang, het wachten, de groepjes bur gers en schutters zijn uitgepraat en als de schepenen en burgemeesteren komen, in hun deftigste zwarte pakken, de fraai geplooide ronde kragen zichtbaar over den korten wapperenden mantel en de hand aan den hoed, dan worden ze bestormd met vragen naar den juisten tijd, het aantal en wat al niet meer. Maar eindelijk, daar verschijnen kleurige figuurtjes op den dijk, de pont vaart over en de beide burgemeesters treden naar voren om den Kapitein van het vendel Adriaen Cromhout plechtstatig te begroeten. Ondertusschen roepen de serganten Van Dam en Raep hun bevelen, stram richten de vendels zich in rechte rijen, de vaandels gaan omhoog, kapitein en luitenant, vendrig, sergants en korporaals stellen zich in orde en dan, onder het gejuich van jong en oud, voorafgegaan door den magistraat en begeleid door de gilden van St. Sebastiaen en St. Joris, daveren hun stappen door het verwulft, marcheeren ze door de buiten- en de binnen-Waterpoort, begluurd door den schoenmaker in zijn laphuisje en zijn dan binnen, in de breede Waterstraat, in het sterke stadje, dat ze mee beschermen zullen. Achter hen drommen de Bommelaars naar binnen, die op de kade hebben toegezien en ook in de huizen wordt het levendig. Er zwaaien luiken open, als het geluid van de trommels tegen de gevels weerkaatst, onder de luifels ko men de bewoners naar buiten en voor de bovenvenstertjes verschijnen witte kapjes, bonte lijfjes en licht geplooide kraagjes en nieuwsgierige meisjesoogen kijken neer op den vroolijken, kleurigen en monteren stoet, die daar voorbij marcheert achter het zwierende vaandel. In de Hulk en in de Dry Croonen komen de vroege ker misgasten naar buiten geloopen en staren naar de kranige vreemde schutters, sommigen met de klepkan of een mus- schen-broodje nog in de hand. Dan, als de troep de Merckt opdraait, davert opeens de lucht van kanongebulder. Dat zijn de stadsbussen, die afgevuurd worden om de fiere beschermers welkom te hee- 92

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 108