vervallen, die zooals we zagen omstreeks 1560 nog tusschen de Grimmart en de Oenselsche poort lag. Ten Westen van den genoemden beer was reeds in het begin van de vorige eeuw door aanzanding ,,het Sant" ontstaan, waardoor de rivier nu niet meer als vroeger, dicht langs den stadsmuur stroomde, en men het wenschelijk achtte om ook hier voor een betere verdediging te zorgen. Men legde hier dan ook evenals elders een dubbele gracht aan door het „contre- scherp" gescheiden. De gracht die het dichtst bij den stads muur lag werd nu tevens als „nieuwe haven" in gebruik ge nomen. Deze haven had echter geen kaden, waar geladen en gelost kon worden en dit gebeurde dan ook niet hier, maar ten Westen van de Waterpoort in de stadsgracht of in de rivier, waar op de Posthouwersweert een kade met kraan aangelegd was en waar ook de veerpont haar ligplaats had. Voor de Steigerpoort was bovendien nog een aanlegplaats, waar straat en poort haar naam aan danken. Behalve de zeven bolwerken legde men boven en beneden de stad nog een „halve maan" aan om daarmee de rivier en de twee dijken te kunnen bestrijken. Merkwaardig is het, dat op de eenige plaats die nu nog de „halve maan" heet, dit is buiten de Bossche poort, nu geen extra versterking meer voorkomt. Deze naam voor het driehoekige stuk grond beplant met boomen, dat op een schilderij uit het midden der 17e eeuw duidelijk genoeg te zien is, in tegen stelling met de kaart van Blaeu, moet dus zijn naam ont- leenen aan het groote „aerdwerck" dat in 1599 onder het persoonlijk toezicht van Prins Maurits werd aangelegd. Ook voor de Steiger- en Waterpoort lagen twee kleinere aarden bolwerken, waarachter de eigenlijke poorten, door een gewelf toegankelijk, geheel schuil gingen. De Maaspoort komt ook nu niet meer voor, maar wel de Gamersche-poort. Daar in deze tijden zeker geen hooge, niet achter grond- wallen verborgen poorten gebouwd zijn, moet het ont breken ervan op de kaarten van het beleg van 1599 op een vergissing berusten. Door al deze werken was de stad tot een machtige vesting geworden. Een getuigenis hiervan vinden we in het gedicht, dat de Amsterdamsche adelborst-rhetoriker, Jan Siewertsen Kolm, maakte, toen hij met negentien andere adelborsten met een burgervendel in Mei 1625 voor een maand in Bommel in garnizoen kwam: 90

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 106